Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ S-20/3072/SGA, 21 februari 2020, schorsing
Uitspraakdatum:21-02-2020

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

 
 
Nummer : S-20/3072/SGA
Betreft : [verzoeker] datum: 21 februari 2020
 
 
De voorzitter van de beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen verzoekschrift van  [...], verder verzoeker te noemen, verblijvende in de het Justitieel Complex Zaanstad.
 
Verzoeker vraagt om schorsing, met toepassing van artikel 66, eerste lid, van de Pbw, van de (verdere) tenuitvoerlegging van de beslissing van de directeur van voormelde inrichting van 20 februari 2020, inhoudende de oplegging van een disciplinaire straf van zeven dagen opsluiting in een strafcel, ingegaan op 19 februari 2020 om 17.00 uur en eindigend op 26 februari 2020 om 17.00 uur, in verband met het bezit van een smartphone.
 
De voorzitter heeft voorts kennisgenomen van de mededeling van de commissie van toezicht dat het schorsingsverzoek als klaagschrift wordt ingeschreven, de aanvulling op het schorsingsverzoek van verzoekers raadsman, mr. R.J.H. Titahena, en van de schriftelijke inlichtingen van de directeur van 21 februari 2020.  


1. De beoordeling

De voorzitter stelt voorop dat in het kader van het verzoek om schorsing van de tenuitvoerlegging van een beslissing van de directeur slechts ruimte bestaat voor een voorlopige beoordeling en dat de zaak niet ten gronde kan worden onderzocht en beslist. Aan de orde is daarom slechts de vraag of de beslissing waartegen beklag is ingediend in strijd is met een wettelijk voorschrift dan wel zodanig onredelijk of onbillijk is dat er een spoedeisend belang is om thans over te gaan tot schorsing van de (verdere) tenuitvoerlegging van die beslissing. Naar het oordeel van de voorzitter is dat het geval.  Verzoeker betwist een smartphone in zijn bezit te hebben gehad en stelt dat deze uit de brandhaspel is gevallen op het moment dat hij daar tegenaan stootte. Verzoeker is bij een spitactie op 19 februari 2020 aangetroffen in een eenpersoonscel van een medegedetineerde en vervolgens naar de ‘natte ruimte’ gebracht om daar te worden gevisiteerd. Uit de inlichtingen van de directeur, in het bijzonder het onderliggende schriftelijke verslag van 19 februari 2020, volgt dat in de ‘natte ruimte’ in de hoek een smartphone op de grond viel op het moment dat verzoeker met zijn rechterhand tegen de slanghaspel stootte. Vervolgens is verzoeker gevisiteerd. Daarbij is niets aangetroffen. De voorzitter overweegt dat, nu verzoekers lezing van het incident in de ‘natte ruimte’ op 19 februari 2020 strookt met hetgeen door een personeelslid is waargenomen en gerapporteerd – te weten dat de smartphone op de grond viel op het moment dat verzoeker met zijn hand tegen het brandhaspel stootte – en geen onderzoek is verricht naar de herkomst van de smartphone (bijvoorbeeld door deze uit te lezen), niet zonder meer kan worden geconcludeerd dat verzoeker in het bezit is geweest van een smartphone. Gelet daarop acht de voorzitter termen aanwezig voor een toewijzing van het verzoek.    

2. De uitspraak De voorzitter wijst het verzoek toe en schorst de tenuitvoerlegging van de beslissing van de directeur met onmiddellijke ingang tot het moment dat de beklagcommissie op het beklag heeft beslist.   


Aldus gedaan door mr. M.J. Stolwerk, voorzitter, in tegenwoordigheid van Y.L.F. Schuren, secretaris, op 21 februari 2020.
 

 

 
 
 
 
 
secretaris  voorzitter

Naar boven