Nummer : S-20/2907/SGA
Betreft : [verzoeker] datum: 7 februari 2020
De voorzitter van de beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen verzoekschrift van de directeur van de penitentiaire inrichting (p.i.) Alphen te Alphen aan den Rijn, verder verzoeker te noemen.
Verzoeker vraagt om schorsing, met toepassing van artikel 70, tweede lid, van de Pbw, van de tenuitvoerlegging van een uitspraak van 20 januari 2020 van de beklagcommissie bij voormelde inrichting, gegeven op een klacht van [...], verder te noemen klager (kenmerk AR 2019/811).
Het beklag betreft de weigering tot klagers plaatsing in een plusplusprogramma.
De beklagcommissie heeft het beklag gegrond verklaard.
De voorzitter heeft kennisgenomen van bedoelde uitspraak van de beklagcommissie en de onderliggende stukken, het tegen de onderhavige uitspraak ingediende beroepschrift (kenmerk R-20/5876/GA) alsook van de schriftelijke reactie van 26 januari 2020 van klagers raadsman mr. H. Sytema op het schorsingsverzoek.
1. De beoordeling
De voorzitter stelt voorop dat in het kader van het verzoek om schorsing van de tenuitvoerlegging van een beslissing van de beklagcommissie slechts ruimte bestaat voor een voorlopige beoordeling en dat de zaak niet ten gronde kan worden onderzocht en beslist. Aan de orde is daarom slechts de vraag of de beslissing waartegen beroep is ingediend in strijd is met een wettelijk voorschrift dan wel zodanig onredelijk of onbillijk is dat er een spoedeisend belang is om thans over te gaan tot schorsing van de (verdere) tenuitvoerlegging van die beslissing. Naar het oordeel van de voorzitter is dat het geval.
Uit de beslissing van de beklagcommissie volgt dat klagers beklag gegrond is verklaard, nu de beklagcommissie het enkele feit dat aan klager toezichtmaatregelen zijn opgelegd in het kader van verzoekers plaatsing op de lijst van gedetineerden met een vlucht- /maatschappelijk risico (GVM-lijst) geen belemmering acht om deel te kunnen nemen aan een plusplusprogramma en dat niet gebleken is van een deugdelijke belangenafweging door de directeur.
De directeur heeft zijn verzoek als volgt toegelicht. Aan klager, die in het plusprogramma verblijft, zijn in het kader van zijn plaatsing op de GVM-lijst toezichtmaatregelen opgelegd onder meer om zijn externe contacten te monitoren. Het plusplusprogramma is een programma waarbij gedetineerden meer vrijheden krijgen. Het plusplusprogramma bevindt zich in een opstartfase en het toelaten van gedetineerden voor dit programma is maatwerk. In het ene geval komen gedetineerden met een GVM-status wel in aanmerking voor deelname aan het plusplusprogramma en in het andere geval niet. Er kan geen maatwerk worden geleverd ten aanzien van de vrijheden die door de gedetineerden die deelnemen aan het plusplusprogramma worden genoten, nu het optioneel maken van bepaalde vrijheden binnen dit programma het achterliggende doel daarvan uitholt. De aan klager opgelegde toezichtmaatregelen en de aanleiding hiervoor en de te genieten vrijheden in het plusplusprogramma staan haaks op elkaar.
De voorzitter overweegt dat een gedetineerde, anders dan ingevolge artikel 1d, tweede lid, van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden bij een regulier plusprogramma het geval is, geen aanspraak kan maken op deelname aan een zogeheten plusplusprogramma. Het plusplusprogramma is niet in de wet vastgelegd en betreft een pilot. De vraag wie voor deelname aan dit programma in aanmerking komt, is aan het oordeel van de directeur voorbehouden en een dergelijke beslissing dient terughoudend te worden beoordeeld. Naar het voorlopig oordeel van de voorzitter - en anders dan de beklagcommissie heeft geoordeeld - heeft de directeur in het geval van klager een deugdelijke en kenbare belangenafweging gemaakt, die de beslissing om klager niet toe te laten tot het plusplusprogramma kan dragen. Gelet daarop zijn er termen aanwezig de uitspraak van de beklagcommissie in afwachting van een beslissing op het beroep te schorsen.
2. De uitspraak De voorzitter wijst het verzoek toe en schorst de uitspraak van de beklagcommissie met onmiddellijke ingang tot het moment dat de beroepscommissie op het onderliggende beroep zal hebben beslist.
Aldus gedaan door mr. M.J. Stolwerk, voorzitter, in tegenwoordigheid van J.A. van der Veen, secretaris, op 7 februari 2020.
secretaris voorzitter
Versie informatie document
Publicatie op Raad voor strafrechtstoepassing en jeugdbescherming:
Huidige versie: 1
Datum beschikbaarheid huidige versie: 15-04-2021 (vanaf dit moment beschikbaar op Raad voor strafrechtstoepassing en jeugdbescherming)
Datum document:
Uitspraakdatum: 07-02-2020