Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 07/0294/GA, 10 mei 2007, beroep
Uitspraakdatum:10-05-2007

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 07/294/GA

betreft: [klager] datum: 10 mei 2007

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

de directeur van de penitentiaire inrichting (p.i.) Vught,

gericht tegen een uitspraak van 5 februari 2007 van de alleensprekende beklagrechter bij voormelde p.i., gegeven op een klacht van [...], verder te noemen klager,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 25 april 2007, gehouden in de p.i. Vught, is gehoord de [...], unit-directeur bij voormelde p.i.

Klager heeft schriftelijk meegedeeld dat hij niet ter zitting zal verschijnen en heeft schriftelijk gereageerd op het beroep.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter, voor zover in beroep van belang
Het beklag betreft de oplegging van een disciplinaire straf van vijf dagen opsluiting in een andere verblijfsruimte dan een strafcel in verband met het uitschelden van een personeelslid.

De beklagrechter heeft het beklag gegrond verklaard voor zover de disciplinaire straf de duur van twee dagen te boven gaat.

2. De standpunten van de directeur en klager
De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Betwist is dat er discriminerende opmerkingen tegen klager zijn gemaakt, die in verband kunnen worden gebracht met het onderhavige incident. In het verleden is klager wel eens geplaagd door een personeelslid, dat geen deel meer uitmaakt van het team.
Dat personeelslid is daar toen ook op aangesproken. Klager stelt zelf ook dat hij met het personeelslid tegen wie hij de uitlatingen heeft gedaan nooit problemen heeft gehad en respect voor hem had. Uit het rapport blijkt wel degelijk dat klager tegen
de rapporteur heeft gezegd dat hij een sadist was. Klager is gedurende relatief korte tijd ingesloten. Klager heeft altijd een verhaal.
Hij heeft geen familielid verloren tijdens kerst. Bij de strafoplegging is rekening gehouden met eerder soortgelijk gedrag en klagers psychische gesteldheid. Klager kan het gedrag voldoende worden toegerekend.

Door klager is in beroep het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt schriftelijk toegelicht.
Hij heeft niet gezegd dat het personeelslid een sadist was. Klager heeft het woord ‘sadistische’ gebruikt en dat heeft een andere lading. De directeur heeft zich genoodzaakt gevoeld om rapportages uit 1977 en 2000 te gebruiken. Als klager in die
rapportages wordt afgeschilderd als fantast of iets dergelijks dan is dat niet het beeld van 2007. Klager zal de inrichting op 27 april 2007 verlaten en de gesprekken met zijn psychotherapeut van de GGz Eindhoven vrijwillig voortzetten. De omschreven
sterfgevallen van zijn vriendin, kinderen, vriend en anderen zijn al erg genoeg. Waarom moet daar aan getwijfeld worden?

3. De beoordeling
Anders dan de beklagrechter ziet de beroepscommissie geen verband tussen
negatieve opmerkingen van een personeelslid jegens klager in het verleden en het uitschelden door klager van een ander personeelslid voor sadist, terwijl klager heeft aangegeven dat hij geen problemen had met dit laatste personeelslid.
De beroepscommissie is van oordeel dat de beslissing om klager terzake een disciplinaire straf van vijf dagen opsluiting in de eigen verblijfsruimte op te leggen niet als onredelijk of onbillijk kan worden aangemerkt. De beroepscommissie zal het beroep
van de directeur gegrond verklaren, de beslissing van de beklagrechter in zoverre vernietigen en het beklag alsnog geheel ongegrond verklaren.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagrechter en verklaart het beklag alsnog geheel ongegrond.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.R. Meijeringh, voorzitter, mr. C.J.G. Bleichrodt en mr. H. Heijs, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 10 mei 2007

secretaris voorzitter

Naar boven