Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-19/5216/GA, 29 december 2020, beroep
Uitspraakdatum:29-12-2020

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer          R-19/5216/GA

Betreft [Klager]

Datum 29 december 2020

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van [Klager] (hierna: klager)

1. De procedure

Klager heeft beklag ingesteld tegen de beslissing hem te degraderen naar het basisprogramma.

De beklagcommissie bij de locatie Roermond heeft op 31 oktober 2019 het beklag ongegrond verklaard (R-2019-144). De uitspraak van de beklagcommissie is bijgevoegd.

Klagers raadsvrouw, mr. L.I.M. Entjes, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze uitspraak.

De beroepscommissie heeft klager, zijn raadsvrouw en de directeur van de locatie Roermond (hierna: de directeur) in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.

2. De standpunten in beroep

Standpunt van klager

Klager stelt dat de degradatiebeslissing van 20 mei 2019 onvoldoende is gemotiveerd. Bij de belangenafweging is onvoldoende rekening gehouden met het overige groene gedrag van klager en de positieve ontwikkelingen van klager. Enkel de negatieve urinecontroles worden in dit kader genoemd, maar blijkens het rapport dat naar aanleiding van het Multidisciplinair Overleg (MDO) op 15 mei 2019 is opgemaakt, scoort klager ook op de onderdelen ‘zorg en begeleiding’ en ‘resocialisatie en re-integratie’ groen. Ook volgt uit dit rapport dat klager op de arbeid, maar ook op andere onderdelen oranje scoort en dit lijkt te zijn ingegeven door het incident dat op 1 mei 2019 heeft plaatsgevonden. Het is echter voorbarig dat de directeur rekening heeft gehouden met dit incident, nu klager hiervoor een disciplinaire straf opgelegd heeft gekregen en de daarover ingediende klacht op het moment van schrijven van het rapport nog in behandeling was bij de beklagcommissie. Daarnaast is van belang dat klager zijn best doet om de in april 2019 aan hem toegekende kleur oranje voor twee onderdelen op de arbeid te verbeteren, terwijl hij te maken heeft met fysieke ongemakken. Vanuit de arbeid heeft klager te horen gekregen dat het beter ging. Gelet op het voorgaande kan niet worden gezegd dat klager onvoldoende verantwoordelijkheid neemt voor zijn re-integratie en structureel niet voldoet aan de normen om in aanmerking te komen voor het plusprogramma.

Standpunt van de directeur

De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt niet toegelicht.

3. De beoordeling

De beroepscommissie stelt voorop dat voorafgaande aan een beslissing over degradatie de directeur een inzichtelijke en deugdelijke belangenafweging dient te maken. Bij die belangenafweging dient de directeur, op grond van het oude toetsingskader inzake promotie en degradatie van gedetineerden, het ‘oranje (dit kan beter-)gedrag’ dan wel het ‘rode (ongewenst) gedrag’ van de gedetineerde af te zetten tegen het structurele gedrag, waaronder al het ‘groene (gewenst) gedrag’ van de gedetineerde. Uit die belangenafweging dient duidelijk te blijken waarom het ‘oranje gedrag’ dan wel ‘rode gedrag’ van de gedetineerde moet leiden tot degradatie, bezien in het licht van het uitgangspunt van het beleidskader Dagprogramma, beveiliging en toezicht op maat dat gedetineerden zelf verantwoordelijkheid moeten nemen voor hun re-integratie.

De beroepscommissie stel vast dat klager bij beslissing van 20 mei 2019 is gedegradeerd naar

aanleiding van een incident op 1 mei 2019, waarbij sprake was van het opsteken van een middelvinger naar en het uitschelden van een personeelslid als gevolg waarvan klager disciplinair is bestraft. De beroepscommissie heeft geoordeeld dat het door klager ingestelde beroep betreffende deze beslissing gegrond is, en heeft het beklag wegens vormverzuim (alsnog) gegrond verklaard (RSJ 29 december 2020, R-19/4727/GA).

Uit de degradatiebeslissing volgt verder dat klager in april 2019 en in mei 2019 op de arbeid ‘oranje’ scoort, omdat zijn gedrag op dit gebied niet is verbeterd. De negatieve urinecontroles van klager zijn als groen gedrag aangemerkt. In dit verband stelt de beroepscommissie vast  dat het blijkens het rapport van het MDO van 15 mei 2019, waarbij klager onder meer op het onderdeel ‘re-integratie en resocialisatie’ groen scoort, in vergelijking met het rapport van het MDO van 17 april 2019, juist beter lijkt te gaan met klager. In het licht van deze stijgende lijn en het groene gedrag van klager is de beroepscommissie van oordeel dat het rode gedrag, te weten het incident op 1 mei 2019, van onvoldoende gewicht is om de degradatiebeslissing te kunnen dragen. De grondslag voor degradatie vormt namelijk de mate waarin de gedetineerde verantwoordelijkheid toont voor zijn re-integratie, niet elk ongewenst gedrag hoeft tevens in te houden dat de gedetineerde geen verantwoordelijkheid toont voor zijn re-integratie. Gelet op het voorgaande is de beroepscommissie van oordeel dat de degradatiebeslissing onvoldoende toereikend is gemotiveerd nu klager juist op het onderdeel ‘resocialisatie en re-integratie’ groen gedrag vertoont. De beroepscommissie zal het beroep gelet daarop gegrond verklaren, de uitspraak van de beklagcommissie vernietigen en het beklag alsnog gegrond verklaren. Nu de rechtsgevolgen van de bestreden beslissing niet meer ongedaan zijn te maken, komt klager een tegemoetkoming toe. De beroepscommissie zal deze vaststellen op €30,-.

4. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog gegrond.

Zij kent aan klager een tegemoetkoming toe van €30,-.

Deze uitspraak is op 29 december 2020 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. T.B. Trotman, voorzitter, mr. A. Jongsma en mr. A.M.G. Smit, leden, bijgestaan door mr. D.L. van Lijf, secretaris.

secretaris        voorzitter

Naar boven