Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 07/0531/GB, 10 mei 2007, beroep
Uitspraakdatum:10-05-2007

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 07/531/GB

Betreft: [klager] datum: 10 mei 2007

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. J. Pieters, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 28 februari 2007 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de beslissing waarvan beroep.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft klagers verzoek tot plaatsing in een beperkt beveiligde inrichting (b.b.i.) afgewezen.

2. De feiten
Klager is sedert 9 maart 2006 gedetineerd. Hij verbleef sinds 10 oktober 2006 als passant herselectie in het huis van bewaring (h.v.b.) Veenhuizen, locatie Norgerhaven. Vanuit deze inrichting is hij op 2 januari 2007 geherselecteerd voor en
geplaatst in de gevangenis Grave. Inmiddels is hij op 16 april 2007 overgeplaatst, naar de gevangenis Ter Apel.

3. De standpunten
3.1. Het beroep is namens klager als volgt toegelicht.
Klager ontkent dat er sprake zou zijn van aan hem toe te rekenen gedrag waardoor er geen vertrouwen zou zijn in een goed verloop van plaatsing in een b.b.i..Deze stelling is door de selectiefunctionaris niet nader onderbouwd. Ook met de stelling dat
zijn veiligheid in een b.b.i. minder gewaarborgd zou zijn wordt door klager betwist. Op voorhand valt niet in te zien waarom daar sprake van zou zijn. Klager begrijpt heel goed dat hij zich tegenover medegedetineerden stil moet houden over het delict
waarvoor hij is veroordeeld. Het zijn echter de personeelsleden in de inrichtingen die er opmerkingen over maken zodat andere gedetineerden er al gauw achter komen voor wat voor delict klager veroordeeld is. En zelfs al zou al hetgeen door de
selectiefunctionaris wordt gesteld waar zijn, dan nog begrijpt klager niet waarom plaatsing in een b.b.i. niet tot de mogelijkheden behoort. Hij zou graag een kans willen krijgen om in een b.b.i. geplaatst te worden en zich waar te maken. Als het
misloopt kan hij immers altijd nog worden teruggeplaatst. Wat het verlofadres betreft: op geen enkele wijze is gebleken dat het opgegeven verlofadres niet akkoord zou zijn. Evenmin kan worden achterhaald welke de gestelde voorwaarden zijn. De ouders
van
klager willen hem juist maar al te graag een kans bieden in de gegeven omstandigheden.

3.2. De selectiefunctionaris heeft de afwijzing van genoemd verzoek als volgt toegelicht.
Omdat geen gemotiveerd beroepschrift is ontvangen, zijn er geen gronden waarop de selectiefunctionaris kan reageren. Hij verwijst kortheidshalve naar de motivering van de bestreden beslissing. Daarin wordt gesteld dat klager niet aantoont zijn gedrag
te
willen veranderen en zijn eigen rol ontkent bij de incidenten die in de diverse inrichtingen hebben plaatsgevonden. Daarom bestaat er geen vertrouwen in een goed verloop van zijn verblijf in een b.b.i.. De bewegingsvrijheid is daar immers groter en
klagers veiligheid kan minder goed gewaarborgd worden. Daarnaast gaat de selectiefunctionaris niet akkoord met het opgegeven verlofadres, omdat er aan het verblijf op dit adres voorwaarden gesteld worden door de bewoners die voor de
selectiefunctionaris
niet aanvaardbaar zijn.
Verder verwijst hij naar zijn reactie op een ander beroepschrift van klager, onder kenmerk 07/402/GB, betreffende de overplaatsing naar Grave. Daarin bericht de selectiefunctionaris het volgende. Klager werd i.v.m. zijn eigen veiligheid vanuit de
gevangenis Veenhuizen als passant herselectie in het h.v.b. Veenhuizen, locatie Norgerhaven, geplaatst. Dit was met name te wijten aan zijn eigen gedrag binnen de inrichting. Gedurende zijn detentie zag klager eerder andere inrichtingen in het Noorden
van het land. Steeds werd hij overgeplaatst, i.v.m. problemen die al dan niet direct door zijn eigen toedoen ontstonden. Klager heeft weinig probleembesef en heeft de neiging problemen buiten zichzelf te leggen.

4. De beoordeling
4.1. Op grond van artikel 3 van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden (nummer 5042803/00/DJI) komen naast zelfmelders voor plaatsing in een beperkt beveiligde inrichting in aanmerking gedetineerden die een beperkt
vlucht-
en maatschappelijk risico vormen, een strafrestant hebben van maximaal achttien maanden en beschikken over een aanvaardbaar verlofadres.

4.2. In de toelichting op dit artikel (Staatscourant 12 september 2000, nr. 176, pagina 9) staat dat bij de plaatsing in zeer beperkt en beperkt beveiligde inrichtingen de beoordeling of de gedetineerde geschikt is tot terugkeer in de samenleving
een
belangrijke rol speelt. Indicator bij de beoordeling daarvan is of de gedetineerde reeds eerder tijdens de huidige detentie met goed resultaat bewegingsvrijheid (onbegeleid) buiten de inrichting heeft genoten (algemeen verlof, schorsing van de
preventieve hechtenis, incidenteel verlof, strafonderbreking), alsmede of zich daarna omstandigheden hebben voorgedaan die aan deze indicator ernstig afbreuk doen. Gelet op het open karakter van de inrichting of afdeling spelen de aard, zwaarte en
achtergrond van het gepleegde delict en de persoonlijkheid van de gedetineerde een rol bij de beoordeling of betrokkene geschikt is voor plaatsing in een zeer beperkt of beperkt beveiligde inrichting of afdeling.

4.3. De beslissing van de selectiefunctionaris kan, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Hierbij is in aanmerking genomen dat de selectiefunctionaris in redelijkheid heeft kunnen
oordelen dat klager, met name gelet op de over zijn detentiegeschiedenis verstrekte gegevens en de omstandigheid, dat hij in korte tijd al een paar keer is overgeplaatst voor zijn eigen veiligheid, vooralsnog niet in aanmerking komt voor plaatsing in
een inrichting met veel vrijheden, zoals een b.b.i.. Hetgeen door en namens klager is aangevoerd, is onvoldoende zwaarwegend om tot een ander oordeel te kunnen komen.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond. Zij kent klager geen tegemoetkoming toe.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.P. Balkema, voorzitter, dr. G.J. Fleers en mr. J.R. Meijeringh, leden, in tegenwoordigheid van D.C. Carsten, secretaris, op 10 mei 2007

secretaris voorzitter

Naar boven