Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 07/0118/GA, 10 mei 2007, beroep
Uitspraakdatum:10-05-2007

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 07/118/GA

betreft: [klager] datum: 10 mei 2007

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. F.H.J. van Gaal, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 26 februari 2007 van de beklagcommissie bij de penitentiaire inrichting (p.i.) Vught,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 25 april 2007, gehouden in de p.i. Vught, zijn gehoord klager, bijgestaan door zijn raadsman mr. F.H.J. van Gaal, en [...], unit-directeur.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft a. een disciplinaire straf van zeven dagen opsluiting in een strafcel, b. bezoek achter glas gedurende tien weken en c. de beëindiging van klagers TR-traject.

De beklagcommissie heeft het beklag vermeld onder a. en vermeld onder b., voor wat betreft de hoor- en mededelingsplicht, ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven en voor het overige geen beslissing genomen.

2. De standpunten van klager en de directeur
Door en namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Verwezen wordt naar en gepersisteerd wordt bij het beroepschrift. De beklagcommissie is alleen ingegaan op de oplegging van de disciplinaire straf en niet op de tien weken bezoek achter glas en het stopzetten van het TR-traject. Die beide laatste
beslissingen zijn zo ingrijpend dat ze schriftelijk aan klager hadden moeten worden meegedeeld, ook al schrijft de regelgeving dit niet voor. De beweringen van medegedetineerden dat klager betrokken zou zijn bij fraude met de urinecontrole zijn
onvoldoende toetsbaar gemaakt. De raadsman zou graag nadere informatie hebben om de beweringen beter te kunnen toetsen. Tijdens de beklagzitting is besproken dat de directeur aantekeningen van die gesprekken zou laten zien maar uiteindelijk heeft de
beklagcommissie dat verzoek van de raadsman toch afgewezen. Dit is niet terug te lezen in de uitspraak van de beklagcommissie. Het was zorgvuldiger geweest als de beklagcommissie wel had toegestaan om die aantekeningen in te zien. Klager had dan ook
verklaringen van mensen die hij heeft gesproken aan het dossier kunnen toevoegen.
Klager heeft niets met fraude met urineonderzoek en drugshandel te maken. Hij was goed bezig met een opleiding en vindt het heel jammer dat dit gebeurd is. Hij is al eerder weggestuurd van een VBA en wilde niet voor een tweede maal weggestuurd worden.
Dat hem tevens bezoek achter glas is opgelegd gedurende tien weken kan hij begrijpen. Klager vindt het onbegrijpelijk dat meerdere gedetineerden hebben verklaard dat hij hierbij betrokken was. Het is natte vingerwerk. Klager had geen vijanden in de
groep. Medegedetineerden, die een verklaring hebben afgelegd, hadden de indruk dat de directeur hen woorden in de mond heeft gelegd. Klagers ouders nemen nooit drugs mee naar binnen.

De unit-directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Op de VBA wordt iedere week driemaal een UC afgenomen. Het was merkwaardig dat vijf gedetineerden precies dezelfde lage pH-waarde hadden. De pH-waarde was onder de 5, hetgeen duidt op fraude. Dit was reden voor nader onderzoek. Alle twaalf
gedetineerden
van de VBA zijn gehoord. Vier gedetineerden wezen onafhankelijk van elkaar klager en medegedetineerde [A] aan als degenen die softdrugs en harddrugs zouden hebben ingevoerd op de VBA. De aan klager opgelegde straf is gebaseerd op handel in drugs. De
directeur heeft zelf de uitslagen van de urinecontrole bekeken. De vijf gedetineerden met dezelfde pH-waarde is rapport aangezegd en door de directeur gehoord. Vervolgens is bewaardersarrest opgelegd en zijn de vijf gedetineerden ingesloten in eigen
cel
voor nader onderzoek. De disciplinaire straf is de volgende dag opgelegd om 12.00 uur. Door het afdelingshoofd is niet schriftelijk uitgewerkt wat de andere gedetineerden hebben verklaard. Er zijn wel aantekeningen van die gesprekken gemaakt. Er is
geen
reden om daaraan te twijfelen. De vijf gedetineerden zijn allen gestraft. Klager en de medegedetineerde [A] hebben een zwaardere straf gekregen, waarbij andere (drugsgerelateerde) rapporten hebben meegewogen. De urinecontrole vindt plaats op een
speciale cel met wc. Later is bekend geworden dat in deze cel een beker met schone urine is achtergebleven, waar de vijf gedetineerden gebruik van hebben gemaakt. Degene, die de urine heeft achtergelaten, heeft dit bekend. Merkwaardig is dat klager
heeft verklaard niets van dit alles te weten terwijl de volgende dag bleek dat hij drugs heeft gebruikt. Door het bezoek achter glas te laten plaatsvinden, is klager niet geschaad in zijn bezoekrecht. Een beslissing inzake bezoek achter glas en een
beslissing tot beëindiging van het TR-traject behoeven niet schriftelijk te worden vastgelegd. Klager is door het niet schriftelijk vastleggen van die beslissingen niet in zijn rechten geschaad. Klager heeft zelf, door zich niet te houden aan de
voorwaarden die verbonden zijn aan het TR-traject, de beëindiging van dit traject veroorzaakt. Hij is ook al eerder weggeplaatst van een VBA in verband met meerdere rapporten.

3. De beoordeling
Met betrekking tot onderdeel a. en b., voor zover betreffende hoor- en mededelingsplicht, van het beklag overweegt de beroepscommissie dat hetgeen in beroep is aangevoerd niet tot een andere beslissing kan leiden dan die van de beklagcommissie.
Voor wat betreft onderdeel b., inhoudelijk, en onderdeel c. overweegt de beroepscommissie dat in de uitspraak van de beklagcommissie terzake geen oordeel is gegeven. Om proceseconomische redenen zal de beroepscommissie deze onderdelen van het beklag
zelf afdoen.
De beroepscommissie is van oordeel dat de beslissing tot beëindiging van klagers TR-traject een beslissing van de directeur betreft (volgens beroepscommissie 14 december 2006, nr. 06/2386/GB). Een dergelijke beslissing is momenteel (nog) niet
vastgelegd
in wet- en/of andere regelgeving en ook omtrent hoor- en mededelingsplicht is niets vastgelegd. De beroepscommissie acht het, gelet op de ingrijpende gevolgen die een dergelijke beslissing met zich mee kan brengen voor wat betreft verlofverlening en
detentiefasering, wenselijk dat die beslissing schriftelijk wordt vastgelegd en medegedeeld aan de gedetineerde, maar een wettelijke verplichting daartoe bestaat thans nog niet.
Klagers TR-traject is door de directeur beëindigd en klager mocht gedurende tien weken enkel bezoek achter glas ontvangen in verband met betrokkenheid van klager bij de invoer van drugs op de VBA en het frauderen met een urinecontrole. Klager heeft
zich
niet aan de voorwaarden, die aan het TR-traject zijn verbonden, gehouden.
In dit licht bezien is de beroepscommissie van oordeel dat de beslissing van de directeur om klagers TR-traject te beëindigen en de beslissing om klager gedurende tien weken enkel bezoek achter glas toe te staan niet als onredelijk of onbillijk kunnen
worden aangemerkt. Zij zal het beklag op dit punt ongegrond verklaren.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep met betrekking tot a. en b., voor wat betreft de hoor- en mededelingsplicht, ongegrond en bevestigt in zoverre de uitspraak van de beklagcommissie.
Zij verklaart het beklag voor het overige alsmede voor wat betreft onderdeel c. ongegrond met aanvulling van de gronden.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.R. Meijeringh, voorzitter, mr. C.J.G. Bleichrodt en mr. H. Heijs, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 10 mei 2007

secretaris voorzitter

Naar boven