Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-20/8305/GA, 27 november 2020, beroep
Uitspraakdatum:27-11-2020

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer          R-20/8305/GA      

Betreft [Klager]

Datum 27 november 2020

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van  Klager] (hierna: klager)

1. De procedure

De directeur van de Penitentiaire Inrichtingen (PI) Zwolle (hierna: de directeur) heeft op 14 oktober 2020 beslist dat klager wordt verplicht tot het ondergaan van een onvrijwillige geneeskundige behandeling, als bedoeld in artikel 46d, aanhef en onder a, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) (hierna: a dwangbehandeling), voor de duur van drie maanden.

Klagers raadsman, mr. J.H.S. vogel, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze beslissing.

De beroepscommissie behandelt beroepen gericht tegen beslissingen over dwangbehandelingen in beginsel op zitting. De maatregelen die de overheid heeft getroffen in verband met het tegengaan van de verdere verspreiding van het coronavirus leiden ertoe dat  het onduidelijk is wanneer behandeling op een zitting weer kan plaatsvinden. Daarom heeft de beroepscommissie in deze zaak afgezien van behandeling ter zitting en partijen in de gelegenheid gesteld schriftelijk hun standpunt kenbaar te maken. Dit ter bevordering van een afdoening van de zaak binnen een redelijke termijn met inachtneming van de belangen van partijen.

2. De standpunten in beroep

Standpunt van klager

De a-dwangbehandeling is een onaanvaardbare inbreuk op klagers lichamelijke integriteit. Klager heeft geen uitgebreide psychiatrische voorgeschiedenis, zoals in de bestreden beslissing staat opgenomen. Klager is gesteld op zijn autonomie en heeft onder meer veel belangstelling voor religieuze zaken. Dat de hulpverleningscontacten moeizaam verlopen en dat klager voor anderen wellicht onnavolgbaar is in zijn redeneringen, maakt nog niet dat sprake is van psychotische verhandelingen. Een psychische stoornis is niet vastgesteld. Er wordt enkel door de psychiater gesproken over dat sprake lijkt te zijn van een psychose. Daarnaast betwist klager de feiten die onder het gevaar worden genoemd. De beslissing is in strijd met de beginselen van proportionaliteit, doelmatigheid en subsidiariteit.

Standpunt van de directeur

Klager verzandt bij het voeren van een gesprek al gauw in zijn eigen monoloog en gedachtestroom. De monoloog waarin klager verzandt gaat over in allerlei associatieve psychotische belevingen. De uitspraken van klager lijken voort te komen uit het psychotische toestandstandbeeld van klager. Klager weigert een thoraxfoto te laten nemen. Hij is in de veronderstelling dat dit niet goed voor hem is, vanwege de straling die vrijkomt. Dit komt voort uit de psychotische gedachtegang, zoals genoemd door de psychiater. Het maken van een thoraxfoto is voor klagers veiligheid noodzakelijk.

Ook al kan aangevoerd worden dat klager grote moeite heeft met gedwongen medicatie, zijn reactie hierop versterkt het beeld van een psychotische gedachtegang. Klager heeft namelijk in zijn cel de koelkast en televisie kapot gegooid, zijn bureau van de muur gebroken en geprobeerd om de kast van de muur af te trekken. Klager stelt dat de incidenten door middel van een ordemaatregel zijn opgelost, waarmee de doelmatigheid van de a-dwangbehandeling wordt bestreden. De behandelend psychiater geeft aan dat, hoewel dwangmedicatie een ingrijpende maatregel is, klager een gevaar voor anderen en zichzelf is en daarin ook onvoorspelbaar is. Het afwenden van dit gevaar en het verbeteren van zijn functioneren rechtvaardigt echter deze ingreep.

Als reactie op het beroepschrift, geeft de directeur een samenvatting van hetgeen de psychiaters hebben opgesteld. Op basis hiervan is het voldoende aannemelijk dat een beslissing tot a-dwangbehandeling nodig is. Daarnaast is voldoende aannemelijk geworden dat de gekozen dwangbehandeling voldoet aan de eisen van proportionaliteit, subsidiariteit en doelmatigheid. Het verzoek is dan ook om het beroep ongegrond te verklaren.

3. De beoordeling

Op grond van artikel 46e, in verbinding met artikel 46d, aanhef en onder a, van de Pbw kan de directeur beslissen tot het toepassen van een a-dwangbehandeling, indien aannemelijk is dat het gevaar dat de psychische stoornis, psychogeriatrische aandoening of verstandelijke handicap de gedetineerde doet veroorzaken, zonder die behandeling niet binnen een redelijke termijn kan worden weggenomen.

De directeur heeft de beslissing om klager te verplichten tot het ondergaan van een a dwangbehandeling gebaseerd op de verklaringen van de behandelend psychiater van klager (in de vorm van een uittreksel van klagers behandelingsplan) en van een psychiater die meer dan een jaar niet bij de behandeling van klager betrokken is geweest, maar hem kort tevoren heeft bezocht. De directeur heeft deze verklaringen conform artikel 46e, tweede lid, van de Pbw overgelegd.

Uit de door de directeur verstrekte inlichtingen komt het volgende naar voren.

Bij klager is sprake is van een psychotisch toestandsbeeld, vermoedelijk voortkomend uit schizofrenie. Klager heeft een uitgebreide psychiatrische voorgeschiedenis met dwangopnames, dwangbehandelingen en rechterlijke machtigingen. Contact met klager verloopt moeizaam, vanwege zijn (passief) agressieve houding. Hoewel een gesprek met klager kort mogelijk is, verzandt hij vervolgens in een eigen monoloog en gedachtestroom. Zijn manier van praten is docerend, alsof hij voorleest en hij is daarin moeilijk te onderbreken. Hij kan geïrriteerd zijn monoloog hervatten. Klager neemt tijdens gesprekken zijn Bijbel mee en leest daaruit voor. Klager vertelt dat hij Joods is, terwijl hij uit een christelijke Bijbel voorleest. Recentelijk heeft hij gezegd dat hij Moslim is. Klagers huidige detentie verloopt erg onprettig en klager wil overgeplaatst worden. Personeel zou volgens klager ongeoorloofd gedrag vertonen en daar worden zij door klager op aangesproken. Tijdens de lunch leest klager voor uit de Bijbel en hij uit daarbij onnavolgbare en psychotische verhandelingen.

Klager is erg onvoorspelbaar. Vanuit het niets gooit hij hete koffie naar een personeelslid. Klager heef de sifon van de afvoer losgedraaid en daarmee gedreigd iemand te slaan. Tevens knoeit klager met elektriciteit, met het koffiezetapparaat en legt hij een natte handdoek over de televisie. Verder laat klager een gasplaat aanstaan. Klager kan zich opdringen aan een ander en heeft dan geen oog voor de grenzen van de ander. Klager kan middenin een gesprek komen. Hij luistert naar het testbeeld van zijn televisie en zet zijn volume dan hoog zodat de buren dit ook horen. Dat leidt tot irritaties en mogelijk ook tot agressie van de ander richting klager. Hij weigert regelmatig te douchen en zijn kleren te wassen. Hij is daar niet op aan te spreken. Klager weigert een thoraxfoto om tuberculose uit te sluiten, met als gevolg dat hij noodgedwongen op een strikt individueel programma moet blijven.

Klager weigert op regelmatige basis zijn medicatie in te nemen. Hij heeft tijdens het horen aangegeven dat hij wel bepaalde medicatie oraal in wenst te nemen, maar klager is niet medicatietrouw. Daardoor kan er niet vanuit worden gegaan dat hij zijn medicatie inneemt. Dat is de reden dat over is gegaan tot dwangbehandeling. Er is diverse keren gesproken over de noodzaak tot inname van de medicatie. Klager gebruikt de medicatie een paar keer, maar is daar ook weer mee gestopt. Er kan op deze wijze geen adequate bloedspiegel worden opgebouwd. Klager weigert vaak medicatie en het vermoeden is dat hij het weggooit.

Hoewel dwangmedicatie een ingrijpende maatregel is, is klager een gevaar voor anderen en zichzelf. Hij is erg onvoorspelbaar. Afwenden van dit gevaar en verbetering van zijn functioneren, maakt het noodzakelijk dat een dwangbehandeling wordt gestart.

Gelet op het voorgaande stelt de beroepscommissie vast dat volgens de psychiaters bij klager sprake is van een psychische stoornis. Daarnaast is voldoende aannemelijk geworden dat klager vanuit die stoornis gevaar veroorzaakt en dat, zonder een geneeskundige behandeling, het gevaar dat de psychische stoornis klager doet veroorzaken, niet binnen een redelijke termijn kan worden weggenomen. Verder is voldoende aannemelijk geworden dat de gekozen dwangbehandeling voldoet aan de eisen van proportionaliteit, subsidiariteit en doelmatigheid. Bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, kan de beslissing van de directeur om bij klager a dwangbehandeling toe te passen dan ook niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. De beroepscommissie heeft geen redenen om te twijfelen aan de beschreven gedragingen die klager verricht heeft, zoals opgenomen in de bestreden beslissing.

De beroepscommissie zal het beroep ongegrond verklaren.

4. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Deze uitspraak is op 27 november 2020 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr.dr. J. de Lange, voorzitter, mr. J.B. Oreel en mr. drs. L.C. Mulder, leden, bijgestaan door mr. A. de Groot, secretaris.

secretaris        voorzitter

Naar boven