Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ S-20/4732/SGA, 18 november 2020, schorsing
Uitspraakdatum:18-11-2020

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

 

Nummer          S-20/4732/SGA

    

           

Betreft verzoeker

Datum 18 november 2020

 

Uitspraak van de voorzitter van de beroepscommissie van de RSJ op het verzoek van verzoeker (hierna: verzoeker)

 

1. De procedure

De directeur van de Penitentiaire Inrichting Vught (hierna: de directeur) heeft - zo begrijpt de voorzitter - op 12 november 2020 beslist verzoeker in quarantaine te plaatsen ter voorkoming van het gevaar van (verdere) besmetting met het coronavirus, ingaande op 12 november 2020 en eindigend op 22 november 2020.

Verzoekers raadsvrouw, mr. E.A. Blok, vraagt namens verzoeker om schorsing van de (verdere) tenuitvoerlegging daarvan.

De voorzitter heeft kennisgenomen van de reacties van de directeur op het schorsingsverzoek en van het klaagschrift.

 

2. De beoordeling

De voorzitter stelt voorop dat bij een verzoek om schorsing van de tenuitvoerlegging van een beslissing van de directeur slechts ruimte bestaat voor een voorlopige beoordeling. De zaak kan dus niet ten gronde worden onderzocht. De voorzitter beoordeelt alleen of de beslissing waartegen beklag is ingesteld in strijd is met een wettelijk voorschrift of dat deze zodanig onredelijk of onbillijk is dat er een spoedeisend belang is om op dit moment de (verdere) tenuitvoerlegging van die beslissing te schorsen. Naar het oordeel van de voorzitter is dat het geval.

Namens verzoeker is aangevoerd dat niet duidelijk is op welke grond de directeur heeft beslist dat het noodzakelijk is dat verzoeker in quarantaine moet verblijven. Hij heeft veertien dagen in quarantaine verbleven in het ziekenhuis, gelet op de strenge maatregelen daar, en het valt hem zwaar dat hij nu in afzondering geplaatst is voor tien dagen. Verzoeker heeft één uur per dag bewegingsvrijheid en verder zit hij in zijn cel. Dit is ook niet bevorderlijk voor het lichamelijke herstel van verzoeker na zijn behandeling in het ziekenhuis.

Uit de schriftelijke inlichtingen van de directeur komt naar voren dat verzoeker na ontslag uit het ziekenhuis terug is gekomen naar de inrichting. Conform de coronamaatregelen van de Dienst Justitiële Inrichtingen (DJI) is verzoeker, na een gesprek met de medische dienst, voor tien dagen in quarantaine geplaatst op een individueel programma. De directeur voert hiertoe aan dat verzoeker tijdens zijn verblijf in het ziekenhuis in contact is geweest met anderen, waaronder zijn partner. De beslissing is mondeling door de medische dienst aan verzoeker medegedeeld en hiervan is geen schriftelijke mededeling opgemaakt, aldus de directeur. 

De voorzitter overweegt dat in de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) bevoegdheden worden toegekend aan de directeur die hem in staat stellen om de bewegingsvrijheid van een gedetineerde in te perken. Dergelijke beslissingen dienen aan bepaalde formele vereisten te voldoen. De voorzitter overweegt dat nu verzoeker feitelijk wordt uitgesloten van deelname aan activiteiten, de directeur bijvoorbeeld een ordemaatregel had kunnen opleggen. Dat de directeur met de plaatsing in quarantaine uitvoering geeft aan landelijk DJI-beleid, maakt dit niet anders. Aangezien verzoeker thans is uitgesloten van deelname aan activiteiten zonder dat getoetst is aan de formele vereisten die de Pbw stelt, is de bestreden beslissing genomen in strijd met de wet. Het verzoek zal daarom worden toegewezen.

 

3. De uitspraak

De voorzitter wijst het verzoek toe en schorst de tenuitvoerlegging van de bestreden beslissing met onmiddellijke ingang tot het moment waarop de beklagcommissie op het onderliggende beklag heeft beslist.

 

 

Deze uitspraak is op 18 november 2020 gegeven door mr. C.N. Dijkstra, voorzitter, bijgestaan door J.A. van der Veen, secretaris.

 

 

secretaris        voorzitter

Naar boven