Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 071113/SGA, 4 mei 2007, schorsing
Uitspraakdatum:04-05-2007

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 07/1113/SGA

betreft: [klager] datum: 4 mei 2007

De voorzitter van de beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen verzoekschrift, ingediend door mr. J.H.L.C.M. Kuijpers, namens

[...], verder verzoeker te noemen, verblijvende in de locatie Oost (penitentiair ziekenhuis) te Den Haag.

Verzoeker vraagt om schorsing, met toepassing van artikel 66, eerste lid, Pbw, van de (verdere) tenuitvoerlegging van de beslissingen van de directeur van de Extra Beveiligde Inrichting (EBI) Nieuw Vosseveld
a. d.d. 26 april 2007 inhoudende de weigering het EBI-regime in verband met de gezondheidssituatie van verzoeker al dan niet tijdelijk op te heffen, en
b. d.d. 27 april 2007 inhoudende de weigering het handboeienregime waar verzoeker in het penitentiair ziekenhuis aan onderworpen is - tijdelijk - op te schorten.

De voorzitter heeft voorts kennisgenomen van de klaagschriften d.d. 26 april 2007 en 27 april 2007 alsmede van de schriftelijke inlichtingen van de directeur d.d. 3 mei 2007. Op 3 mei 2007 is de directeur om nadere inlichtingen verzocht. Deze zijn op 4
mei 2007 ontvangen en naar de raadsman gestuurd.

1. De standpunten van verzoeker en van de directeur
Namens klager wordt verwezen naar de meegestuurde correspondentie (twee brieven aan de directeur d.d. 26 april 2007, brief van de directeur d.d. 26 april 2007, de voornoemde klaagschriften, een brief van een verpleegkundige tevens bestuurslid van de
Johannes Wier Stichting d.d. 28 april 2007 en een brief van een Universitair Hoofddocent Psychologie van de Universiteit Maastricht d.d. 27 april 2007).

Uit de door de directeur verstrekte inlichtingen komt naar voren dat het wettelijk kader voor het verblijf van verzoeker in het penitentiair ziekenhuis wordt gevormd door artikel 42, vierde lid, aanhef en onder c, van de Pbw, artikel 19, aanhef en
onder
a. van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden (hierna de Regeling) en artikel 32, derde lid, van de Regeling. De plaatsing van verzoeker in het penitentiair ziekenhuis vloeit voort uit de zorgplicht van de directeur.
Verzoeker blijft administratief ingeschreven in de EBI. Er is geen sprake van een beslissing van de selectiefunctionaris en ook niet van een externe overplaatsing. Gelet op het vorenstaande kan de conclusie niet anders zijn dan dat er in juridische zin
sprake is van een interne overplaatsing. Daarmee blijft de EBI eindverantwoordelijk voor de (beveiliging) van verzoeker. Het treffen van veiligheidsmaatregelen geschiedt uiteraard in overleg met het penitentiair ziekenhuis.
De directeur heeft zich persoonlijk in verbinding gesteld met de medische staf van het penitentiair ziekenhuis en met verzoeker. Afgesproken is om een zogenaamd Revalidatieregime in het leven te roepen inhoudende het achterwege laten van het aanbrengen
van de bewegingsbeperkende middelen (boeien/boeiriem) bij specifieke medische handelingen ten opzichte van verzoeker. Deze medische handelingen zijn: het controleren van de lichaamsfuncties door verpleegkundigen, artsen en specialisten, bloedafname,
fysiotherapie, röntgenfoto’s maken en behandeling c.q. echografie door een cardioloog op de polikliniek. Om de orde- en veiligheidsgaranties in stand te houden zal bij deze handelingen extra personeel aanwezig zijn. Alle andere handelingen die niet
door
de medische staf genoemd worden, zullen onderhevig blijven aan de regimaire beperkingen zoals die eerder golden. In het kader van een humane bejegening is aan verzoeker toegezegd dat hij een extra relatiebezoek per week mag aanvragen. De directeur
heeft
dit revalidatieregime aan verzoeker voorgelegd en hij kon zich hierin vinden. Een uitgeschreven protocol van dit revalidatieregime zal aan alle betrokkenen ter hand worden gesteld. Dit alles gebeurt in goede afstemming en accoord tussen de directie
van
het penitentiair ziekenhuis en de EBI.

Afzonderlijke op schrift gestelde beslissingen van de directeur zijn er niet.

2. De beoordeling
De voorzitter merkt vooreerst op dat de beslissingen van de directeur waarvan schorsing wordt verzocht naar de letter een weigering inhouden om in de door verzoeker gewenste zin te beslissen maar dat zij worden aangemerkt als impliciete beslissingen
tot
het doen voortduren van de door verzoeker als ongewenst ervaren situatie.

Ten aanzien van de beslissing onder a.
Verzoeker is op grond van artikel 26 van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden geplaatst in de EBI. Verzoeker is, blijkens de inlichtingen van de directeur, in het penitentiair ziekenhuis geplaatst op grond van artikel 19
aanhef en onder a, van de Regeling. In dat geval, zo bepaalt artikel 32, derde lid, van de Regeling, blijft de gedetineerde administratief ingeschreven in de inrichting van herkomst. Uit het vorenstaande volgt dat het regime de gedetineerde volgt en
dat
het EBI-regime derhalve onverkort van toepassing blijft op verzoeker.
Namens verzoeker is de directeur gesommeerd om het EBI-regime ongedaan te maken voor de duur welke de artsen noodzakelijk achten. Tot het ongedaan maken van het EBI-regime is de directeur niet bevoegd. Het verzoek zal dan ook op dit onderdeel worden
afgewezen.
Ten overvloede wordt nog opgemerkt dat de door verzoeker in de sommatie gestelde noodzaak niet is onderbouwd met enig bescheid van de behandelend artsen. De door verzoeker meegezonden stukken kunnen niet als zodanig gelden.

Ten aanzien van de beslissing onder b.
Namens verzoeker is de directeur gesommeerd tot het (tijdelijk) beëindigen van het handboeienregime. Op grond van artikel 35 van de Penitentiaire beginselenwet juncto de huisregels van de EBI onder 6.8 is de directeur bevoegd vrijheidsbeperkende
middelen jegens verzoeker aan te wenden onder meer voorzover dit noodzakelijk is met het oog op de handhaving van de orde of de veiligheid in de inrichting en ter voorkoming van het zich door de gedetineerde onttrekken aan het op hem uitgeoefende
toezicht.

De voorzitter stelt voorop dat in het kader van het verzoek om schorsing van de tenuitvoerlegging van een beslissing van de directeur slechts ruimte bestaat voor een voorlopige beoordeling en dat de zaak niet ten gronde kan worden onderzocht en
beslist.
Aan de orde is daarom slechts de vraag of de beslissing waartegen beklag is ingediend in strijd is met een wettelijk voorschrift dan wel zodanig onredelijk of onbillijk is dat er een spoedeisend belang is om thans over te gaan tot schorsing van de
(verdere) tenuitvoerlegging van die beslissing. Naar het oordeel van de voorzitter is dat niet het geval. Nu verzoeker na selectie is geplaatst in de EBI staat daarmee vast dat ten aanzien van verzoeker is geoordeeld dat sprake is van een beheers-
en/of
veiligheidsrisico, welk risico bij de tijdelijke plaatsing van verzoeker in het penitentiair ziekenhuis naar het voorlopig oordeel van de voorzitter middels toepassing van de in artikel 35 van de Penitentiaire beginselenwet juncto de huisregels van de
EBI onder 6.8 aan de directeur gegeven bevoegdheid mag worden beperkt. Mede nu uit de inlichtingen van de directeur blijkt dat de bewegingsbeperkende middelen (boeien/boeiriem) bij specifieke nader genoemde medische handelingen niet langer zullen
worden
aangebracht, kan naar het voorlopig oordeel van de voorzitter niet gezegd worden dat de directeur niet op een redelijke wijze van de voormelde bevoegdheid gebruik heeft gemaakt.

Het verzoek zal daarom ook op dit onderdeel worden afgewezen.

3. De uitspraak
De voorzitter wijst de verzoeken af.

Aldus gedaan door mr. A. van Waarden, voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. S. Jousma, secretaris, op 4 mei 2007

secretaris voorzitter

Naar boven