Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-19/5469/TA, 11 december 2020, beroep
Uitspraakdatum:11-12-2020

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

 

nummer:         R-19/5469/TA

betreft: [klager] datum: 11 december 2020

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 67 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. S. Marjanović, namens […], verder te noemen klager, gericht tegen de uitspraken van 28 november 2019 van de beklagcommissie bij CTP Veldzicht te Balkbrug, verder te noemen de instelling,alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, die in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 23 september 2020, gehouden in de penitentiaire inrichting Lelystad, zijn gehoord klagers raadsvrouw mr. S. Marjanović, en namens het hoofd van voormelde tbs-instelling […], directiesecretaris en […], jurist.

Klager was – in overleg met zijn raadsvrouw – niet ter zitting aanwezig en de zaak is ter zitting inhoudelijk behandeld.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

 

1.         De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie

Het beklag betreft:

a.         de maatregel van kamerafzondering van 28 juni 2019 en

b.         het aan klager opgelegde faseprogramma en het terug gezet worden in het faseprogramma.

De beklagcommissie heeft het beklag inzake a. formeel gegrond verklaard en op materiële gronden ongegrond verklaard als in de aangehechte uitspraak weergegeven (VE 2019-000086, -087 en -088). Voorts heeft de beklagcommissie het beklag inzake b. - voor zover dit ziet op het opgelegde faseprogramma - ongegrond verklaard en het beklag ten aanzien van het terugzetten in het faseprogramma gegrond verklaard en aan partijen opgedragen om in onderling overleg een passende compensatie vast te stellen (VE 2019-000089, -094, -095, -096 en -097).

 

2.         De standpunten van klager en het hoofd van de instelling

Namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.

Door de beklagcommissie is het beklag onder a. formeel gegrond verklaard. Het beroep richt zich tegen het niet toekennen van een compensatie voor de formele gegrondverklaring. Aan klager dient een tegemoetkoming van € 10,- te worden toegekend. Daarnaast dient het beklag materieel gegrond te worden verklaard. Het opleggen van de maatregel van kamerafzondering was niet noodzakelijk. Op 25 juni 2019 had klager een positieve urinecontrole. Drie dagen later wordt de maatregel opgelegd. De positieve urinecontrole kan hieraan niet ten grondslag hebben gelegen. Klager zou zich in de periode van 25 tot 28 juni 2019 dreigend en achterdochtig hebben opgesteld. Dit is echter nooit concreet gemaakt. Pas na het opleggen van de maatregel kamerafzondering wordt klager boos en schopt hij tegen zijn deur. Vervolgens wordt vier dagen later aan klager het faseprogramma opgelegd. De beklagcommissie heeft geoordeeld dat het opleggen van een faseprogramma op 2 juli 2019 redelijk was. Het aan klager opgelegde faseprogramma betrof echter in feite nog steeds een maatregel van kamerafzondering. In de eerste periode mocht klager slechts 30 minuten doorbrengen met de groep en niet een uur. Op 12 juli 2019 is klager teruggezet in het faseprogramma, omdat hij zich niet wilde wegen. De beklagcommissie heeft reeds geoordeeld dat dit onvoldoende is om hem terug te zetten. De beklagcommissie heeft zelf de hoogte van de tegemoetkoming niet vastgesteld. Verzocht wordt aan de beroepscommissie om het bedrag vast te stellen.

Klager verblijft momenteel op de afdeling 2a te Vught. Klager heeft op dit moment nog een EVBG-status. Zodra deze status niet meer wordt gehandhaafd, wordt klager naar de locatie Zeeland overgeplaatst.

Namens het hoofd van de instelling is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. De maatregel van kamerafzondering is opgelegd enkele dagen nadat was gebleken dat klager drugs had gebruikt. De maatregel is opgelegd vanwege de uitspraken die klager had gedaan. Er was op dat moment een strijd met klager. Het gedrag dat klager vertoonde zou kunnen komen door het drugsgebruik van klager.

Vervolgens is aan klager het faseprogramma opgelegd. Uit de stukken volgt dat klager samen eenmaal een luchtmoment had met de groep. Klager dient twee keer een half uur op de groep te kunnen doorbrengen. De hoofdbehandelaar heeft aangegeven dat klager twee keer een half uur op de groep heeft kunnen doorbrengen. Klager is teruggezet in het faseprogramma, wegens het niet willen wegen en het niet houden aan de afspraken die met hem zijn gemaakt.

 

3.         De beoordeling

Beklag a.:

Hetgeen in beroep is aangevoerd kan naar het oordeel van de beroepscommissie niet tot een andere beslissing leiden dan die van de beklagcommissie. De beroepscommissie acht onvoldoende termen aanwezig om aan klager vanwege de formele gegrondverklaring van het beklag een tegemoetkoming toe te kennen. Het beroep zal dan ook ongegrond worden verklaard.

 

Beklag b.:

Op grond van artikel 32, derde lid, van de Bvt heeft een verpleegde, die op een afdeling voor intensieve zorg verblijft, het recht ten minste tweemaal een half uur per dag samen met een of meer verpleegden door te brengen.

Uit de gegeven toelichting ter zitting en de stukken volgt dat klager twee keer een half uur op de groep heeft kunnen doorbrengen. De beroepscommissie acht dan ook voldoende aannemelijk dat is voldaan aan het bepaalde in artikel 32, derde lid, van de Bvt. Er kan dan ook niet worden gesteld dat het faseprogramma zou moeten worden gezien als voortzetting van de opgelegde maatregel van afzondering.

De beslissing om aan klager een faseprogramma op te leggen acht de beroepscommissie, vanwege klagers gedrag waarvoor hij de maatregel van kamerafzondering opgelegd had gekregen en om klager geleidelijk weer te willen laten meedraaien op de groep, niet onredelijk of onbillijk.

Voor het ten onrechte terugzetten in het faseprogramma, hetgeen gegrond is verklaard door de beklagcommissie en waartegen door het hoofd van de instelling geen beroep is ingesteld, overweegt de beroepscommissie het volgende omtrent de hoogte van de tegemoetkoming.

De beroepscommissie zal de hoogte van de tegemoetkoming vaststellen op een bedrag van €25,-.

 

4.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep inzake a. ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie.

De beroepscommissie verklaart het beroep inzake b. ongegrond voor zover dit ziet op de beslissing om aan klager het faseprogramma op te leggen en bevestigt in zoverre de uitspraak van de beklagcommissie.

De beroepscommissie verklaart het beroep inzake b. gegrond voor zover dit ziet op de tegemoetkoming en vernietigt in zoverre de uitspraak van de beklagcommissie. Zij kent aan klager een tegemoetkoming toe van €25,-.

 

 

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. A. van Holten, voorzitter, mr. drs. F. Bruggeman en drs. J.E. Wouda, leden, in tegenwoordigheid van mr. L.E.M. Meekenkamp, secretaris, op 11 december 2020.

                    

 

            secretaris                                voorzitter

 

                       

 

 

Naar boven