Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-20/7699/GB, 13 november 2020, beroep
Uitspraakdatum:13-11-2020

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer          R-20/7699/GB             

Betreft klager  Datum  13 november 2020

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van klager (hierna: klager)

1. De procedure

Klager heeft een verzoek gedaan tot deelname aan een penitentiair programma (PP).

De Minister voor Rechtsbescherming (hierna: verweerder) heeft dat verzoek op 13 juli 2020 afgewezen.

Klagers raadsman, mr. J.F. van der Brugge, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze beslissing.

De beroepscommissie heeft klager, zijn raadsman en verweerder in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.

De beroepscommissie heeft kennisgenomen van het beroepschrift, de reactie van verweerder en de overige stukken.

2. De standpunten in beroep

Standpunt van klager

Klager heeft nimmer de confrontatie met het slachtoffer gezocht. De rechtbank Amsterdam beoordeelde het steekincident om die reden als noodweer(exces), waarna het hof Amsterdam anders oordeelde en klager heeft veroordeeld. Klager wil geen contact met het slachtoffer en zal dit ook vermijden. Klager woont al sinds de jaren ‘70 in Amsterdam, waar hij na zijn detentie ook zal terugkeren. Zijn vrienden en familie wonen ook in Amsterdam. Juist in het belang van klagers resocialisatie in zijn eigen buurt en sociale kring is de deelname aan een PP belangrijk.

Aan klager kan niet worden tegengeworpen dat anderen mogelijk een conflict zullen zoeken met hem. Dat is een aandachtspunt voor de politie. Daarnaast kunnen ook voorwaarden met betrekking tot klagers verlof worden opgenomen, zoals een verbod op contact met het slachtoffer en/of de eigenaar van café [naam café]. Zo nodig kan klager het verlof tijdens zijn PP doorbrengen bij zijn zus die in Amsterdam-Zuidoost woont, een volledig ander stadsdeel dat op ruim zes kilometer afstand ligt van café […] en klagers huidige verlofadres.

In een nadere reactie is namens klager aangevoerd dat de reclassering de risico’s op recidive, letselschade en op onttrekking aan de voorwaarden inschat als ‘laag’. De reclassering heeft ook positief geadviseerd over klagers detentiefasering. Ook het Openbaar Ministerie (OM) heeft op 14 mei 2020 positief geadviseerd over klagers detentiefasering. Daarna heeft de politie aangegeven dat uit informatie blijkt dat het slachtoffer recent de gevarenclassificaties ‘harddrugsgebruiker’ en ‘vuurwapengevaarlijk’ heeft verkregen. Om die reden wordt gesteld dat er een verhoogd risico is op confrontatie tussen klager en het slachtoffer. Op grond van de informatie van de politie heeft het OM alsnog een negatief advies gegeven over klagers detentiefasering. Als gevolg hiervan hebben de vrijhedencommissie (VC) en het multidisciplinair overleg (MDO) ook negatief geadviseerd.

Klager stelt dat hij en de eigenaar van café […] geen problemen meer met elkaar hebben en dat het zakelijke geschil tussen hen in rechte is opgelost.

Klager verzoekt om een financiële tegemoetkoming.

Standpunt van verweerder

Verweerder verwijst naar de inhoud van de bestreden beslissing.

Er is kans op een ongewenste slachtofferconfrontatie, omdat het slachtoffer in de buurt van klagers verlofadres woont. De politie geeft in haar advies aan dat het slachtoffer ‘vuurwapengevaarlijk’  is en dat er mogelijk een explosieve ontmoeting kan ontstaan. Tevens is er vrees voor een conflict met de eigenaar van café […]. Verweerder heeft geen reden om te twijfelen aan de adviezen van de politie en het OM.

Gelet op klagers einddatum is er nog voldoende tijd om te resocialiseren. Klager kan een nieuw verzoek indienen, waarvoor ook nieuwe adviezen aangevraagd zullen worden. Indien hij dit zal doen, zal verweerder ervoor zorgen dat er spoedig op de aanvraag beslist zal worden.

3. De beoordeling

Klager is sinds 12 januari 2018 gedetineerd. Hij ondergaat een gevangenisstraf van zes jaar met aftrek, wegens poging tot doodslag. Hij heeft het slachtoffer meermalen gestoken met een mes. De (fictieve) einddatum van klagers detentie is momenteel bepaald op 12 mei 2021.

Op grond van artikel 4 van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) en artikel 7 van de Penitentiaire maatregel (Pm) komen voor deelname aan een PP gedetineerden in aanmerking:

-    aan wie een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf van tenminste zes maanden is opgelegd;

-    die vijf zesde deel van de opgelegde vrijheidsstraf hebben ondergaan;

-    die een strafrestant hebben van minimaal vier weken en maximaal een jaar;

-    die beschikken over een aanvaardbaar verblijfadres; en

-    die hebben verklaard om bereid te zijn zich te houden aan de voorwaarden van het PP.

Op grond van deze artikelen spelen ook de volgende aspecten een rol:

-    de aard, zwaarte en achtergrond van het gepleegde delict;

-    het detentieverloop (waaronder het gedrag van de gedetineerde, het nakomen van afspraken door de gedetineerde en zijn gemotiveerdheid);

-    het gevaar voor recidive;

-    de mate waarin de gedetineerde in staat zal zijn om te gaan met de vrijheden tijdens zijn deelname aan het PP;

-    de geschiktheid van de gedetineerde voor deelname aan een PP;

-    de mate van onzekerheid over de datum van invrijheidstelling; en

-    eventuele andere omstandigheden die zich tegen deelname verzetten.

Bij de beoordeling moeten ook de belangen van slachtoffers en nabestaanden worden meegewogen.

Klagers verzoek is afgewezen, omdat het OM, de VC en het MDO negatief hebben geadviseerd over klagers deelname aan een PP.

Uit het dossier, waaronder het selectieadvies van de Penitentiaire Inrichting Lelystad van 13 juli 2020 en het reclasseringsrapport van 5 september 2019, komt naar voren dat klager eerder veroordeeld is voor een ernstig geweldsincident. De reclassering schat het risico op recidive echter in als ‘laag’ tot ‘laag-gemiddeld’. Daarnaast is sprake (geweest) van alcohol- en drugsmisbruik en is klager eerder veroordeeld voor overtreding van de Opiumwet. Het OM heeft negatief geadviseerd over klagers deelname aan een PP, omdat niet uit te sluiten is dat klager en het slachtoffer - dat recent door de politie is aangemerkt als ‘vuurwapengevaarlijk’ en ‘harddrugsgebruiker’ - elkaar tegenkomen en dat deze ontmoeting kan leiden tot een confrontatie. De VC en het MDO hebben om die reden ook negatief geadviseerd over klagers deelname aan een PP.

Verder volgt uit het dossier dat klager in 2016 aangifte heeft gedaan wegens bedreiging met een vuurwapen door de eigenaar van café […], waar klagers opgegeven verblijfadres niet ver vandaan gelegen is. Gelet op het voorgaande stelt de beroepscommissie vast dat klager op dit moment niet beschikt over een aanvaardbaar verblijfadres gedurende zijn deelname aan een PP.

Gelet op al het voorgaande is de beroepscommissie van oordeel dat klager niet voldoet aan de gestelde voorwaarden als bedoeld in artikel 4 van de Pbw en artikel 7 van de Pm en dat een deelname aan een PP door klager op dit moment niet is aangewezen. De bestreden beslissing kan – bij afweging van alle in aanmerking komende belangen – daarom niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. De beroepscommissie zal het beroep dan ook ongegrond verklaren.

4. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Deze uitspraak is op 13 november 2020 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. M.J. Stolwerk, voorzitter, mr. A. Jongsma en drs. M.R. van Veen, leden, bijgestaan door J.A. van der Veen, secretaris.

secretaris        voorzitter

Naar boven