Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-20/8127/GA, 10 november 2020, beroep
Uitspraakdatum:10-11-2020

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer          R-20/8127/GA

Betreft [Klager]

Datum 10 november 2020

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van [Klager] (hierna: klager)

1. De procedure

De directeur van de Penitentiaire Inrichting (PI) Vught (hierna: de directeur) heeft op 21 september 2020 beslist dat klager wordt verplicht tot het ondergaan van een onvrijwillige geneeskundige behandeling, als bedoeld in artikel 46d, aanhef en onder a, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) (hierna: a dwangbehandeling), voor de duur van drie maanden.

Klager heeft tegen deze beslissing beroep ingesteld.

De beroepscommissie heeft [...], juridisch medewerker bij de Penitentiaire Inrichting (PI) Vught gehoord op de zitting van 6 november 2020 in de PI Vught. Klager heeft geen gebruik gemaakt van de gelegenheid om op de zitting te worden gehoord.

2. De standpunten in beroep

Standpunt van klager

De directeur is te makkelijk voorbijgegaan aan de mogelijke coöperatie met hem en er zijn te snel verstrekkende conclusies getrokken.

Standpunt van de directeur

Klager is eerder op een andere afdeling bezocht. Hij zat daar in een isoleercel en het was de bedoeling dat klager overgeplaatst zou worden naar het Penitentiair Psychiatrisch Centrum (PPC). De psychiater van het PPC heeft klager daar bezocht. De psychiater kreeg geen contact met klager en het voeren van een gesprek was niet mogelijk. Naar aanleiding hiervan werd de overplaatsing naar het PPC versneld. Nadat klager was overgeplaatst, werd direct een geneeskundige handeling als bedoeld in artikel 32, eerste lid, van de Pbw gestart. Deze behandeling sloeg aan. De scherpe kantjes van zijn gedrag gingen eraf. Het lukte beter om in contact te komen met klager. Uiteindelijk werd overgegaan naar een a-dwangbehandeling. Er is met klager gesproken over de behandeling. Tijdens de gesprekken zei klager de ene keer dat hij geen medicatie wilde, terwijl hij de andere keer zei dat hij een lagere dosering wilde. De psychiater vond het noodzakelijk dat klager een a-dwangbehandeling zou ondergaan. Het gevaar was anders dat klager weer zou decompenseren.

3. De beoordeling

Op grond van artikel 46e, in verbinding met artikel 46d, aanhef en onder a, van de Pbw kan de directeur beslissen tot het toepassen van een a-dwangbehandeling, indien aannemelijk is dat het gevaar dat de psychische stoornis, psychogeriatrische aandoening of verstandelijke handicap de gedetineerde doet veroorzaken, zonder die behandeling niet binnen een redelijke termijn kan worden weggenomen.

De directeur heeft de beslissing om klager te verplichten tot het ondergaan van een a dwangbehandeling gebaseerd op de verklaringen van de behandelend psychiater van klager, van een psychiater die meer dan een jaar niet bij de behandeling van klager betrokken is geweest, maar hem kort tevoren heeft bezocht en van een psychiater die een second opinion heeft uitgevoerd. De directeur heeft deze verklaringen conform artikel 46e, tweede lid, van de Pbw overgelegd. Klager heeft geen toestemming gegeven om het behandelplan te verstrekken aan de beroepscommissie.

Uit de door de directeur verstrekte inlichtingen komt het volgende naar voren.

Klager is gediagnosticeerd met een (dysfoor gekleurde) manische episode in het kader van een bipolaire stoornis. Klager heeft een periode naakt verbleven in een isoleercel. Omdat eerder is gebleken dat klager zich dreigend en onvoorspelbaar kan opstellen, is hij door de psychiater in een boeienregime benaderd. Tijdens het gesprek tussen de psychiater en klager, heeft klager de psychiater – met krachttermen – uitgescholden en gezegd dat hij niet met een psychiater in gesprek wenst te gaan. Verder heeft klager zijn billen laten zien aan de psychiater. Toen dit werd opgemerkt, spreidde klager zijn billen. Toen de psychiater klager informeerde dat klager eerder is gediagnosticeerd met een bipolaire stoornis, begon klager te slaan en schoppen tegen de muur en de deur.

Hierop is besloten dat klager een geneeskundige handeling als bedoeld in artikel 32, eerste lid, van de Pbw zal moeten ondergaan. Deze behandeling sloeg aan. Het was mogelijk om met klager een gesprek te voeren en het voortdurende grensoverschrijdende gedrag nam af. Wel was nog steeds sprake van tachyfreen denken, en daarmee verminderd coherent denken en enige agitatie. Ook onderbrak klager de psychiater veelvuldig tijdens gesprekken.

Voortkomend uit het manische beeld, liet klager een forse dysforsie zien en was hij niet te sturen in zijn gedrag. Klager schold diverse mensen uit en liet voortdurend fysieke en verbale agressie zien. Door het gedrag bestaat het gevaar dat klager verbale en fysieke agressie zal uiten naar derden, het gevaar dat klager fysieke agressie van derden over zichzelf zal afroepen en het gevaar dat klager voorwerpen zal vernielen. Hoewel door middel van de geneeskundige handeling als bedoeld in artikel 32, eerste lid, van de Pbw het toestandsbeeld van klager was verbeterd, maakt het niet verder adequaat behandelen van de aan het gevaar ten grondslag liggende symptomatologie, dat het gevaar met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid op korte termijn zal terugkeren. De maatregel is proportioneel, omdat deze dient om het gevaar, voortkomend uit de stoornis, af te wenden. Gelet op de aard van de aan het gevaar ten grondslag liggende stoornis zijn er geen alternatieven beschikbaar voor de noodzakelijke medicamenteuze behandeling. Verblijf op een individueel programma of in afzondering is geen geschikt alternatief hiervoor.

Gelet op het voorgaande stelt de beroepscommissie vast dat volgens de psychiaters bij klager sprake is van een psychische stoornis. Daarnaast is voldoende aannemelijk geworden dat klager vanuit die stoornis gevaar veroorzaakt en dat, zonder een geneeskundige behandeling, het gevaar dat de psychische stoornis klager doet veroorzaken, niet binnen een redelijke termijn kan worden weggenomen. Verder is voldoende aannemelijk geworden dat de gekozen dwangbehandeling voldoet aan de eisen van proportionaliteit, subsidiariteit en doelmatigheid. Uit het dossier en hetgeen namens de directeur is aangevoerd, blijkt dat voldoende is gedaan om met klager over zijn behandeling te praten. Dat dit niet heeft geleid tot het gewenste resultaat voor klager, doet hieraan niet af.

Bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, kan de beslissing van de directeur om bij klager a dwangbehandeling toe te passen dan ook niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. De beroepscommissie zal het beroep daarom ongegrond verklaren.

4. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Deze uitspraak is op 10 november 2020 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. E. Dinjens, voorzitter, mr. R.H. Koning en mr. M.J. Stolwerk, leden, bijgestaan door mr. A. de Groot, secretaris.

secretaris        voorzitter

Naar boven