Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 07/0936/GV, 7 mei 2007, beroep
Uitspraakdatum:07-05-2007

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 07/936/GV

betreft: [klager] datum: 7 mei 2007

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 4 april 2007 genomen beslissing van de Minister van Justitie (de Minister),

alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Minister in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager om zijn beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Minister heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van algemeen verlof afgewezen.

2. De standpunten
Klager heeft aangevoerd dat zijn verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting ten onrechte is afgewezen. Dit heeft hij als volgt toegelicht. Allereerst vindt klager dat het te lang heeft geduurd voordat op zijn verzoek om algemeen verlof is
beslist. Daardoor is klager niet in de gelegenheid geweest om een rouwbijeenkomst voor een familielid bij te wonen, welke rouwbijeenkomst speciaal tijdens klagers verwachte verlof was gepland. Hij heeft dat verzoek eind december 2006 ingediend en er is
pas op 4 april 2007 beslist. Voorts is klager van mening dat de gronden voor de afwijzing niet kloppen. Hij heeft inderdaad nog enkele openstaande geldboetes bij het CJIB, maar hij is bezig een betalingsregeling te treffen. Verder heeft de politie
inmiddels contact gehad met zijn moeder in verband met het verlofadres. Klager begrijpt niet waarom deze redenen aangevoerd worden, terwijl één en ander eerder geen belemmering was voor plaatsing in een beperkt beveiligde inrichting (b.b.i.).

Namens de Minister is de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Reden voor de afwijzing van het verzoek waren het negatieve advies van het openbaar ministerie, het ontbreken van advies van de politie en een aantal openstaande zaken bij het CJIB te Leeuwarden, waardoor de einddatum van klagers detentie niet
vaststaat. Klager voert aan dat de geldboetes niet van belang zouden zijn voor zijn b.b.i.-plaatsing. Klagers v.i.-datum is 26 maart 2008, de openstaande geldboetes kunnen daarom nog zeer wel van invloed zijn op zijn datum van invrijheidstelling.
Mogelijk wordt de resterende duur van zijn detentie daardoor langer dan één jaar, waardoor hij niet in aanmerking komt voor algemeen verlof. Naarmate de tijd verstrijkt, zal die kans uiteraard verminderen. Anders dan door klager wordt gesteld, heeft de
selectiefunctionaris tot heden geen bericht ontvangen van de politie met betrekking tot zijn verlofadres.

Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.
De directeur van de gevangenis Zoetermeer heeft positief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag.
De officier van justitie bij het arrondissementsparket te Amsterdam heeft aangegeven bezwaar te hebben tegen het verlenen van verlof. Als reden wordt aangevoerd het risico van ongewenste slachtofferconfrontatie. Klager heeft een zeer ernstig
geweldsdelict gepleegd. Het wordt niet verantwoord geacht, gelet op de gevoelens van het slachtoffer en de maatschappij, klager thans al met verlof te laten gaan.
De politie Amsterdam – Amstelland heeft aangegeven geen onderzoek te kunnen doen naar het verlofadres nu op dat adres nimmer iemand is aangetroffen.

3. De beoordeling
Klager ondergaat een gevangenisstraf van 3 jaar met aftrek, wegens - kortweg - diefstal met geweldpleging. De wettelijk vroegst mogelijke v.i.-datum valt op of omstreeks 26 maart 2008.

Het beroep richt zich tegen de afwijzing van klagers eerste verlofaanvraag. Hij kan in totaal zes verlofaanvragen indienen.

Het openbaar ministerie heeft negatief geadviseerd in verband met de ernst van het gepleegde delict en de mogelijke slachtofferconfrontatie. De politie Amsterdam – Amstelland heeft aangegeven geen inlichtingen te kunnen geven met betrekking tot klagers
verlofadres, omdat bij verschillende bezoeken niemand is aangetroffen.
De beroepscommissie is van oordeel dat deze omstandigheden vooralsnog een zodanige contra-indicatie vormen voor verlofverlening dat deze, ondanks het positieve advies van de directeur, een afwijzing van klagers verlofaanvraag rechtvaardigen. Derhalve
is
de beslissing van de Minister niet in strijd met de wet en kan, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen en gelet op de weigeringsgronden zoals bedoeld in artikel 4 onder g en j van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting (van 24
december 1998, nr. 733726/98/DJI), evenmin als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt.
De vraag of het restant van klagers detentie langer dan één jaar is, behoeft – gelet op hetgeen hiervoor is overwogen – geen verdere bespreking.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. A.G. Bosch en mr. J.M.M. van Woensel, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 7 mei 2007.

secretaris voorzitter

Naar boven