Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-20/5803/GM en R-20/6001/GM, 30 november 2020, beroep
Uitspraakdatum:30-11-2020

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

 

 

Nummer         

R-20/5803/GM en

R-20/6001/GM            

 

           

Betreft [klager]            Datum 30 november 2020

 

 

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op de beroepen van

 

[klager] (hierna: klager)

 

1. De procedure

Klagers raadsvrouw, mr. D.N.A. Brouns, heeft beroep ingesteld tegen het medisch handelen van de inrichtingsarts van de locatie Zuyder Bos te Heerhugowaard (hierna: de inrichtingsarts). Klager beklaagt zich over een groot aantal incidenten en beslissingen, die – volgens de beroepscommissie samengevat – neerkomen op de volgende klachten:

- het niet adequaat oppakken en tijdig met klager bespreken van zijn klachten.

- het consult met de arts op 10 december 2019;

- de weigering klager te zien of pas na veel moeite op 12 december 2019;

- de weigering klager te zien op 17 en 18 december 2019;

- de weigering klager op 19 december 2019 op te roepen, ondanks drie verzoeken van het ziekenhuis;

- het uitblijven van een beslissing met betrekking tot de programmageschiktheid na het rapport van de second opinion en

- continuering van het beleid omtrent klagers programmageschiktheid.

 

De medisch adviseur bij het ministerie van Justitie & Veiligheid heeft meerdere keren bemiddeld. De bemiddelingsverslagen bevinden zich in het dossier.

De beroepscommissie heeft klager, zijn raadsvrouw en […], inrichtingsarts en […], hoofd zorg, gehoord op de zitting van 25 augustus 2020 in de penitentiaire inrichting (PI) Lelystad.

 

2. De standpunten in beroep

Standpunt van klager

Klager heeft vier klachten ingediend op 21 augustus en 10 september 2019 betreffende het afzeggen van een afspraak bij de inrichtingsarts, twee beslissingen omtrent de arbeids(on)geschiktheid van klager en een consult bij de inrichtingspsycholoog. Deze klachten hebben maandenlang bij de medische dienst (hoofd Zorg) op de plank gelegen. De klachten zijn niet adequaat opgepakt en niet tijdig met klager besproken om te bekijken of bemiddeling mogelijk zou zijn. Pas op 21 en 22 november 2019 is gereageerd op de klachten.

De klacht van 21 augustus 2019 gaat over het afzeggen door de verpleegkundige van de afspraak met de inrichtingsarts. Klager wilde met de arts zijn psychische problemen bespreken. Verder gaat de klacht van 21 augustus 2019 erover dat klager arbeidsgeschikt werd geacht, terwijl hij eerder in de PI Dordrecht arbeidsongeschikt was verklaard en hij nog geen afspraak had gehad met de inrichtingspsycholoog. De klacht van 10 september 2019 gaat over het gesprek dat klager met de inrichtingspsycholoog heeft gehad. In dit gesprek is alleen uitleg gegeven over het beleid van de inrichting en is klager niet bevraagd over zijn hulpvraag en zijn psychische problemen. Verder gaat de klacht van 10 september 2019 (wederom) over het arbeidsgeschikt verklaren van klager. De medische dienst/psycholoog had zorgvuldiger naar de casus van klager moeten kijken.

Klager heeft tijdens de intake van 20 juli 2019 (D&R) aangegeven dat hij in de PI Dordrecht arbeidsongeschikt was verklaard en dat hij hierover een gesprek wilde met de medische dienst. Met de verpleegkundige was afgesproken dat klager met de arts zou spreken teneinde klager door te sturen naar de psycholoog. Deze afspraak is door foute aannames afgezegd en klager heeft onnodig lang moeten wachten op een consult bij de psycholoog. Het is klager bekend dat in iedere PI de arbeids(on)geschiktheid opnieuw wordt bekeken. Dit moet dan wel gebeuren door een daartoe deskundig persoon (psycholoog of arts) en na zorgvuldig en gedegen onderzoek en dit dient op een gedegen wijze onderbouwd te worden. De medische dienst heeft onzorgvuldig en nalatig gehandeld. In de second opinion – op initiatief van klager opgesteld door een arts – wordt geconcludeerd dat bij klager sprake is van psychische problematiek en dat klager arbeidsongeschikt is. Het beeld van klager dat tijdens de second opinion naar voren komt, wordt bevestigd door de afdeling. De voorzieningenrechter heeft overigens het verzoek niet geweigerd, maar klager niet-ontvankelijk verklaard omdat er een rechtsgang bestaat bij de RSJ met voldoende waarborgen.

Tijdens het consult met de arts op 10 december 2019 stelde de arts klager vragen met betrekking tot zijn psychische problemen. De arts is geen psycholoog. De arts mengt zich in een klachtprocedure over het hoofd Zorg. Ook wilde de arts het rapport van de second opinion ter discussie stellen, wat klager heeft geweigerd. Klager werd weggestuurd zonder te worden gehoord.

Verder heeft klager veel moeite moeten doen alvorens hij door de medische dienst op

12 december 2019 is gezien. Hetzelfde geldt ten aanzien van zijn pogingen op 17 en 18 december 2019 iemand van de medische dienst te zien. Klager heeft last van een auto-immuunziekte en kreeg op die data ineens last van symptomen (bulten in de mond en nagel) waar de verstrekte medicatie niet geschikt voor zou zijn. Volgens de bijsluiter mag de crème niet in de mond worden gebruikt. Klager werd genegeerd en geweigerd. Klager kon volgens de dermatoloog de crème blijven gebruiken, terwijl de arts niet op de hoogte is van klagers fysieke toestand. Klager stuurt de klacht door naar het medisch tuchtcollege.

Op 19 december 2019 heeft klager zelf de afdeling dermatologie in het ziekenhuis gebeld. Het hoofd Zorg dreigde daarna met een disciplinaire straf. Het hoofd Zorg liegt door te beweren dat klager tijdens zijn gesprek met het ziekenhuis dreigende uitlatingen zou hebben gedaan en dat het ziekenhuis het niet zou waarderen dat klager zelf had gebeld. De betreffende persoon heeft dit ook ontkend. Op 19 december 2019 heeft de verpleegkundige geweigerd klager op te roepen, ondanks drie verzoeken daartoe van het ziekenhuis.

Met het rapport van de second opinion-arts is vijf weken lang niets gedaan. Er is volgens klager simpelweg geweigerd een beslissing te nemen. Het hoofd Zorg heeft de e-mails van klagers advocaat  hierover genegeerd. Afspraak was dat na het gereedkomen van het rapport de medische dienst, hoofd Zorg en psycholoog hierop zouden reageren, waarna de inrichtingsarts een beslissing zou nemen.

Het rapport van de second opinion toont aan dat klager arbeidsongeschikt zou moeten worden verklaard. In dit rapport wordt aangegeven dat situaties waarin klager wordt getest op zijn frustratietolerantie moeten worden vermeden. De inrichting passeert het advies en besteedt onvoldoende aandacht aan klagers problematiek en de weg naar herstel. Er heeft geen collegiaal overleg plaatsgevonden met de rapporteur van de second opinion, ondanks het aanbod hiertoe door de rapporteur.

Door het gestuntel van de medische dienst ervaart klager nog steeds de gevolgen. Klager wil erkenning voor de fouten die zijn gemaakt. In de inrichting is toegang tot de medische dienst alleen mogelijk via het wekelijks spreekuur. Het is niet mogelijk via een briefje tussentijds contact te hebben.

Klager heeft zelf gebeld met het ziekenhuis en gevraagd aan de medewerkster, die hij eerder telefonisch had gesproken, of hij haar bedreigd had. Zij ontkende dat. De inrichting vertelt dus leugens. Om die reden heeft klager de tapgesprekken van het gesprek opgevraagd. Klager meent dat hij te lang heeft moeten wachten alvorens een afspraak kon worden gemaakt bij de dermatoloog.

In klagers dossier staat dat hij arbeidsongeschikt is verklaard in de vorige inrichting. De medische dienst heeft ten onrechte niet gekeken naar de situatie in de vorige inrichting. Klager verwijst naar de uitspraak van de beroepscommissie RSJ 8 april 2014, 13/4083/GA, waaruit naar voren komt dat de psycholoog gemotiveerd dient aan te geven waarom wordt afgeweken van het oordeel van de vorige inrichting. Het medisch tuchtcollege heeft klagers klacht over de psycholoog afgewezen. De arts die de second opinion heeft uitgevoerd, is bekend met de situatie in de PI. Hij is bedrijfsarts en zijn expertise is gebaseerd op een jarenlange ervaring. Hij is in staat een juiste diagnose te geven.

 

Standpunt van de inrichtingsarts

Helaas zijn twee klachten van klager te laat beantwoord, omdat deze gemist zijn onder andere in verband met vakantie. Deze zijn later alsnog beantwoord.

Klager is het er niet mee eens dat hij programmageschikt is geacht door het PMO en meent dat hij onvoldoende is gehoord met betrekking tot zijn psychische klachten. In de PI Heerhugowaard wordt gesproken over programmageschiktheid, waarbij de arbeid een programmaonderdeel is. Klager heeft tijdens de medische intake van 22 juli 2020 geen melding gedaan van een afwijking met betrekking tot zijn programmageschiktheid, psychische klachten gemeld of behandelcontacten met een gedragsdeskundige. Binnen de PI Heerhugowaard wordt ervan uitgegaan dat eenieder geschikt is om deel te nemen aan het dagprogramma, inclusief de arbeid. De arbeid is niet te vergelijken met de arbeid buiten detentie. Het kan zijn dat in verband met gezondheidsklachten op somatisch of psychisch gebied een aanpassing nodig is. Dit is slechts bij een zeer kleine groep justitiabelen van toepassing, omdat de aard van de arbeidsactiviteiten slechts een lichte fysieke inspanning vergen, er variatie is in aanbod, het een beperkte tijdsduur betreft en er variatie is in de groepsgrootte op de arbeidszalen. Binnen de PI wordt gekeken naar de mogelijkheden en onmogelijkheden van een justitiabele. Voor wie niet wil deelnemen aan de arbeid bestaat de mogelijkheid hiervoor af te tekenen. Eventuele programmaongeschiktheid wordt bepaald door het PMO.

In het dossier van de PI Dordrecht staat dat klager in juni 2018 een week niet hoefde te werken en vanaf augustus 2018 voorlopig niet deel hoefde te nemen aan de arbeid. De gronden hiervoor zijn onduidelijk. In het contact tussen klager en het hoofd Zorg van de PI Dordrecht is aangegeven dat zij geen toestemming hebben gegeven dat klager tot het einde van zijn detentie niet hoeft deel te nemen aan de arbeid, omdat dit bij elke overplaatsing wordt heroverwogen. Klager heeft zelf een second opinion geregeld ten aanzien van de arbeids(on)geschiktheid. De verzekeringsarts heeft zijn bevindingen genoteerd en deze zijn in het PMO van 3 december 2019 besproken. Over de in dit rapport beschreven klachten heeft de arts op 10 december 2019 bij klager navraag gedaan. Klager wilde deze klachten niet met een arts bespreken. Na een gesprek met het hoofd Zorg is klager terug de spreekkamer van de inrichtingsarts ingelopen en ontstond een niet constructieve discussie waarbij klager met stemverheffing sprak. Het consult is toen beëindigd door de arts. De psycholoog heeft navraag gedaan op de afdeling met betrekking tot klagers functioneren. Het PMO heeft de directie daarop geadviseerd klager programmageschikt te achten. Onlangs heeft een kort geding plaatsgevonden over de arbeidsgeschiktheid. De door klager gevraagde voorziening is geweigerd.

Op 27 augustus 2019 heeft klager een consult gehad bij de psycholoog, die heeft aangegeven dat alleen bij ernstige psychiatrische stoornissen een justitiabele soms (niet geheel) programmageschikt wordt geacht. Er zijn geen gezondheidsklachten geconstateerd die leiden tot programmaongeschiktheid. De ingeplande afspraak bij de inrichtingsarts is inderdaad afgezegd, omdat bij navraag duidelijk werd dat klager voor de behandeling van zijn medische klacht al ingepland stond bij het Maasstad Ziekenhuis. De toeleiding naar de psycholoog verloopt via het verpleegkundig spreekuur. Klager wilde tijdens dit spreekuur de redenen voor zijn aanvraag van een consult bij de psycholoog niet geven. Zonder opgave van redenen is toeleiding naar de psycholoog niet mogelijk. De justitieel verpleegkundige is de professional die zorgt voor de toegeleiding naar de arts op basis van de aangegeven gezondheidsklachten. Als de arts beslist dat er geen noodzaak is de justitiabele met de aangegeven klacht op het spreekuur te zien, kan het zijn dat een gepland consult wordt afgezegd. Dit was in het geval van klager, omdat als reden van het consult was aangegeven dat het om een fysieke klacht ging waarvoor klager binnenkort naar het ziekenhuis zou gaan.

Voor een consult met de psycholoog wordt in de PI gewerkt met ‘Stepped Care’. De justitiabele dient zich in te schrijven voor het spreekuur van de verpleegkundige die zorgt voor de toegeleiding naar de psycholoog als hiervoor een indicatie bestaat. Klager wenste op het verpleegkundige spreekuur van 14 augustus 2019 geen toelichting te geven op zijn psychische klachten. Toegeleiding is ook mogelijk vanuit de leefafdeling. Op 27 augustus 2019 is klager opgeroepen door de psycholoog.

Op 25 november 2019 is het rapport van de second opinion ontvangen. Op 3 december 2019 is het rapport behandeld in het PMO. Gelet op het rapport was het wenselijk de genoemde klachten zelf uit te vragen bij klager, omdat deze klachten bij de medische dienst niet bekend waren. Dit gesprek vond plaats op 10 december 2019. Op die datum is klager bij de arts geweest. Klager wilde geen vragen beantwoorden over de in het rapport van de second opinion genoemde klachten. Klager reageerde in aanwezigheid van het hoofd Zorg met stemverheffing. De communicatie raakte verstoord en klager is verzocht de ruimte te verlaten. Navraag bij de leefafdeling geeft waardevolle informatie en zicht op het functioneren van de justitiabele en eventuele waargenomen klachten. Het PMO heeft een advies uitgebracht aan de directie, die heeft besloten de zienswijze met betrekking tot de programmageschiktheid van klager niet te wijzigen. Dit is een beslissing van de directie.

Klager is op 12 december 2019 gezien door een verpleegkundige. Klager is niet gekomen op het verpleegkundig spreekuur van 16 december 2019. Op 17 december 2019 is er vanaf de afdeling gebeld dat klager vond dat de behandeling van zijn klachten niet aansloeg. Na overleg met de arts is teruggekoppeld dat hij door moest gaan met de behandeling. Er is geen melding gedaan van andere fysieke klachten.

Op 19 december 2019 is klager opgeroepen door een verpleegkundige. Dit is de eerste keer dat melding is gedaan van een verandering van de klachten. Er is advies gevraagd bij een arts, die op 20 december 2019 een mondspoeling adviseerde. Bij progressie van de klachten diende klager op het spreekuur van de arts te komen.

Klager heeft op 18 december 2019 zelf de afdeling dermatologie van het ziekenhuis gebeld. Een medewerker van het ziekenhuis heeft daarna de afdeling Zorg gebeld en aangegeven het gesprek als onprettig en bedreigend te hebben ervaren. Aan klager is doorgegeven dat het niet wenselijk is dat justitiabelen zelf met het ziekenhuis bellen.

Er is geen contact geweest tussen het ziekenhuis en de afdeling Zorg waarin het ziekenhuis zou hebben aangegeven dat klager moest worden opgeroepen door een verpleegkundige. Het ziekenhuis heeft wel gebeld met de medische dienst over het telefoongesprek van klager met het ziekenhuis. Zij zeiden dat zij het gesprek als zeer onplezierig hebben ervaren. Klagers toon in het gesprek was bedreigend. De medische dienst heeft deze melding van het ziekenhuis doorgegeven aan de afdeling.

De verpleegkundige houdt eenmaal per week spreekuur. Bij dringende zaken kan via een piw-er contact worden gelegd met de arts. Contact met de medische dienst kan via twee wegen: door het invullen van een formulier of via het personeel. De medische dienst is niet bekend met het D&R-plan van klager.

 

3. De beoordeling

Vanwege de inhoudelijke samenhang van de klachten, worden de klachten die onderwerp zijn in de beroepsprocedures R-20/5803/GM en R-20/6001/GM gevoegd behandeld.

 

Ontvankelijkheid

Klager voert aan dat in de bemiddelingsprocedure door het hoofd zorg fouten zijn gemaakt. Klachten zijn niet of te laat opgepakt. Het medisch klachtrecht staat open tegen het medisch handelen van de inrichtingsarts. Over de procedure en de uitkomst van de bemiddeling kan niet worden geklaagd. Enkel het medisch handelen staat in de beroepsprocedure ter beoordeling. Klager dient in zoverre niet-ontvankelijk in zijn beroep te worden verklaard.

Klager klaagt verder over het verwijt dat hem is gemaakt dat hij op een dreigende toon met een medewerkster van het ziekenhuis heeft getelefoneerd. De beroepscommissie stelt vast dat de medische dienst niet anders heeft gedaan dan doorgeven wat het ziekenhuis aan hen heeft meegedeeld. Bovendien betreft ook dit feitelijke handelen waartegen geen beroep mogelijk is. Klager dient in zoverre eveneens niet-ontvankelijk in zijn beroep te worden verklaard.

De overige klachten van klager, zoals in de onderhavige beroepen aan de orde, gaan in de kern over het medisch oordeel over klagers geschiktheid om deel te nemen aan de arbeid, de toegang tot de medische zorgverlening, in het bijzonder de huisarts en psycholoog, het consult bij de psycholoog van 27 augustus 2019 en de medische zorgverlening omtrent klagers (huid)klachten in mond en nagel. Klager kan in deze klachten, die betrekking hebben op of te herleiden zijn tot het medisch handelen in de inrichting waarvoor de inrichtingsarts verantwoordelijk is, in zijn beroep worden ontvangen.

 

Arbeids(on)geschiktheid

Klager klaagt over het feit dat hij geschikt is geoordeeld voor de arbeid. De beroepscommissie stelt voorop dat arbeid in een PI niet hetzelfde karakter of dezelfde functie heeft als arbeid buiten de inrichting. In detentie wordt arbeid aangeboden om de gedetineerde een zinvolle dagbesteding te bieden. De inrichtingsarts heeft toegelicht dat de aard van de arbeidsactiviteiten slechts een lichte fysieke inspanning vergt. Er is variatie in aanbod, het betreft een beperkte tijdsduur en er is variatie in de groepsgrootte op de arbeidszalen. Binnen de PI wordt gekeken naar de mogelijkheden en onmogelijkheden. De arbeidsgeschiktheid van klager is besproken in het PMO en is daarmee – zo begrijpt de beroepscommissie – een oordeel dat vanuit een multidisciplinaire invalshoek wordt onderschreven.

De beroepscommissie merkt voorts op dat afhankelijk van de aard van de te verrichten werkzaamheden, de inrichtingsarts een zelfstandige afweging zal moeten maken omtrent de geschiktheid van klager arbeid te verrichten. De inrichtingsarts is daarom niet gehouden het oordeel van de vorige inrichting, de PI Dordrecht, te volgen. De omstandigheid dat de inrichtingsarts mogelijk eerder op de hoogte kon of moest zijn geweest van de beslissingen die hierover in de PI Dordrecht zijn genomen, had in dit geval dus niets uitgemaakt en maakt het medisch handelen van de inrichtingsarts niet onzorgvuldig.

Klager verwijst ter onderbouwing van zijn stelling dat hij arbeidsongeschikt is naar een second opinion rapport van A. B. (arts) die klager heeft onderzocht en tot de conclusie komt dat klager niet in staat wordt geacht binnen de kaders van de inrichting deel te nemen aan de reguliere werkzaamheden. Klager is volgens de second opinion-arts aangewezen op een solitaire werksituatie en kan slechts werken in een omgeving zonder veelvuldige storingen en onderbrekingen, zonder conflictsituaties en in de regel niet met anderen samenwerkend of afhankelijk zijnd van derden.

Dit rapport is op 25 november 2019 aan de inrichting verzonden en blijkens het medisch dossier op 3 december 2019 in het PMO besproken. Het PMO heeft geoordeeld dat de adviezen van de second opinion-arts niet haalbaar zijn binnen de PI. Klager heeft bij de medische dienst geen psychische klachten gemeld. In het PMO is afgesproken dat de inrichtingsarts de diagnose zoals deze bij de second opinion is vastgesteld met klager zal bespreken en hem daarbij passende behandeling zal aanbieden. Op 10 december 2019 heeft dit gesprek plaatsgevonden, maar dit heeft tot een confrontatie tussen klager en de arts geleid. Klager wilde het gesprek niet aan. Op 17 december 2019 is duidelijk geworden dat de diagnose depressie, die is genoemd in het second opinion-rapport, niet wordt ondersteund door de gedragsobservaties op de afdeling.

Het vorenstaande in onderling verband en samenhang bezien, is de beroepscommissie van oordeel dat geen sprake is van onzorgvuldig medisch handelen. De inrichtingsarts heeft getracht met klager te spreken over zijn psychische klachten en toen dit niet lukte, de observaties op de afdeling afgewacht. Klager heeft nog aangevoerd, daarbij ondersteund door de second opinion-arts, dat ten onrechte geen contact met de second opinion-arts is opgenomen. De beroepscommissie heeft op basis van het medisch dossier geen aanwijzingen dat de inrichtingsarts hierin onzorgvuldig heeft gehandeld, temeer nu de gestelde diagnose niet werd herkend en men eerst met klager zelf het gesprek hierover wilde aangaan. Het beroep zal derhalve in zoverre ongegrond worden verklaard.

 

Toegang tot medische zorgverlening

Klager heeft verder meerdere klachten met betrekking tot de gebrekkige of lastige toegang tot de arts en psycholoog. Klager heeft  toegelicht dat hem het contact op sommige momenten is geweigerd. De inrichtingsarts heeft toegelicht dat de toegang tot het spreekuur van de arts en de psycholoog verloopt via het verpleegkundig spreekuur. De beroepscommissie is van oordeel dat het aan de inrichtingsarts is om te bepalen op welke wijze hij de organisatie en toegeleiding naar zijn spreekuur inricht. De verpleegkundige is een medisch geschoolde professional, die in staat moet worden geacht een oordeel te geven over de medische noodzaak en urgentie van toegeleiding. Klagers ervaring dat de toegang tot de psycholoog lastig is, ligt – zo stelt de beroepscommissie vast – deels aan hemzelf, nu hij geen of weinig informatie aan de verwijzend verpleegkundige of arts heeft willen geven.

Over het afzeggen door de verpleegkundige van een afspraak op 19 augustus 2019 bij de inrichtingsarts, heeft de inrichtingsarts toegelicht dat hij beslist of er een noodzaak is de betrokkene op het spreekuur te zien. Het kan daarom zijn dat een gepland consult wordt afgezegd. Volgens de inrichtingsarts was dit in het geval van klager omdat als reden van het consult was aangegeven dat het om een fysieke klacht ging, waarvoor klager binnenkort naar het ziekenhuis zou gaan. Klager stelt dat dit onjuist is, omdat de doorgeleiding plaatsvond om te worden doorverwezen naar de psycholoog. De beroepscommissie merkt op dat er overleg heeft plaatsgevonden tussen de verpleegkundige en de arts. Hoewel de andere optie, namelijk klager zelf te woord te staan, uit oogpunt van een goede communicatie wellicht beter was geweest, leidt het feit dat het consult is geschrapt, nog niet tot het oordeel dat sprake is van medisch onzorgvuldig handelen. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

 

Consult psycholoog

Klager klaagt voorts over het consult bij de psycholoog op 27 augustus 2019. Klager stelt dat tijdens dit consult de psycholoog enkel het inrichtingsbeleid omtrent programma(on)geschiktheid heeft uitgelegd en niet is ingegaan op klagers psychische klachten. Bij de stukken is gevoegd een voortgangsrapportage over het betreffende gesprek. De beroepscommissie vindt hierin noch in de overige stukken en klagers toelichting op de klacht aanwijzingen voor medisch onzorgvuldig handelen. Het is duidelijk dat klagers verwachtingen anders waren, maar dat betekent nog niet dat enige norm is geschonden. Het beroep zal ongegrond worden verklaard.

 

Klachten in mond en nagel

Door klager wordt ook geklaagd over de behandeling van de huidklachten en dan met name de blaasjes in zijn mond en op de nagel. Uit het medisch dossier blijkt dat klager op

19 december 2019 is onderzocht. Klager kon gebruik maken van een chloorhexidine mondspoeling en bij progressie van de klachten diende klager zich op het spreekuur van de arts te melden. Op 30 december 2019 is telefonisch contact opgenomen met de afdeling dermatologie. Een (bel)afspraak in het ziekenhuis eerder dan 6 januari 2020 kon vanwege de afwezigheid van de arts in het ziekenhuis niet worden gerealiseerd. De beroepscommissie is op basis van het medisch dossier van oordeel dat aan klagers klachten voldoende aandacht is besteed. Klagers stelling dat de verpleegkundige drie verzoeken van het ziekenhuis om klager op te roepen heeft genegeerd, blijkt niet uit de stukken en is niet aannemelijk geworden. Het beroep zal in zoverre ongegrond worden verklaard.

 

Overige klachten

De beroepscommissie leest in het medisch dossier van klager dat er veel aandacht aan hem wordt besteed. Dit kan kennelijk niet voorkomen dat klager ontevreden is over de medische zorg die hem wordt verleend. Echter, op geen van de punten die klager in de onderhavige beroepsprocedure heeft aangevoerd, kan de beroepscommissie de conclusie trekken dat in strijd met de norm van artikel 28 van de Penitentiaire maatregel is gehandeld. Ook hetgeen klager overigens heeft aangevoerd kan niet tot een ander oordeel leiden. Duidelijk is evenwel dat de behandelrelatie tussen klager en de medische dienst door de veelheid aan klachtprocedures onder druk staat. Klager heeft toegelicht dat hij tevens klachten heeft ingediend bij het medisch tuchtcollege. Ook is sprake geweest van een kort gedingprocedure. De beroepscommissie geeft partijen in overweging in onderling overleg met elkaar te blijven zoeken naar een gezonde behandelrelatie.

 

4. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart klager niet ontvankelijk in zijn beroepen voor wat betreft zijn klachten over de bemiddelingsprocedure en het verwijt dat klager is gemaakt over de dreigende toon in een telefoongesprek met het ziekenhuis.

Zij verklaart de beroepen voor het overige ongegrond.

 

Deze uitspraak is op 30 november 2020 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit

mr. M.J. Stolwerk, voorzitter, drs. K.M.P.A.M. Habryka en drs. P.J.M. van Puffelen, leden, bijgestaan door mr. R. Kokee, secretaris.

      

secretaris        voorzitter

Naar boven