Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-20/7246/GB, 9 november 2020, beroep
Uitspraakdatum:09-11-2020

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer          R-20/7246/GB

Betreft [klager]

Datum 9 november 2020

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van [klager] (hierna: klager)

1. De procedure

De Minister voor Rechtsbescherming (hierna: verweerder) heeft op 26 maart 2020 beslist klager te plaatsen in de gevangenis van de Penitentiaire Inrichting (PI) Alphen te Alphen aan den Rijn.

Klager heeft daartegen bezwaar ingesteld. Verweerder heeft op 11 juni 2020 klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn bezwaar.

Klagers raadsman, mr. E.J.M.J. Damen, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze beslissing.

De beroepscommissie heeft klager, zijn raadsman en verweerder in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.

De beroepscommissie heeft kennisgenomen van het beroepschrift, de reactie van verweerder en de overige stukken.

2. De standpunten in beroep

Standpunt van klager

Klager verbleef in de Zeer Beperkt Beveiligde Inrichting (ZBBI) van de locatie Ter Peel te Sevenum. Vanwege de coronamaatregelen werden onherroepelijk veroordeelde gedetineerden uit de ZBBI met een enkelband naar huis gestuurd. Klager was nog niet onherroepelijk veroordeeld, dus dit gold niet voor hem. Die beslissing is in strijd met het gelijkheidsbeginsel. Klager werd teruggeplaatst in de gevangenis. Dat draagt absoluut niet bij aan een goede terugkeer in de maatschappij. Klager verbleef al geruime tijd buiten de inrichting, dus het bracht juist gezondheidsrisico’s met zich mee om hem terug te plaatsen. Er is in maart 2020 al bezwaar ingesteld. Weliswaar is klager in mei 2020 in aanmerking gebracht voor deelname aan een penitentiair programma (PP), maar het kan niet zo zijn dat enkel tijdsverloop leidt tot een niet-ontvankelijkverklaring. Verweerder had veel eerder een beslissing moeten nemen. Klager wil financieel gecompenseerd worden.

Standpunt van verweerder

Het feit dat klager de inrichting niet met een enkelband mocht verlaten, wordt gerechtvaardigd doordat zijn detentie een andere juridische status heeft. Een andere handelswijze zou zich niet verdragen met het rechterlijke bevel tot voorlopige hechtenis. Omdat de ZBBI niet is ingericht op continu verblijf van de gedetineerden, is klager in de gevangenis van de PI Alphen geplaatst. Klager neemt sinds 28 mei 2020 deel aan een PP. Hij had ten tijde van de bestreden beslissing dus geen belang meer bij het bezwaar. Daarbij komt dat de ZBBI’s waren gesloten, dus terugplaatsing was niet mogelijk.

3. De beoordeling

Klager neemt sinds 28 mei 2020 deel aan een PP. Dat is een verdergaande detentiefaseringsvorm dan plaatsing in een ZBBI. Klager heeft in beginsel dan ook geen belang meer bij het beroep, zodat hij niet-ontvankelijk zou moeten worden verklaard. In beroep is echter verzocht aan klager een tegemoetkoming toe te kennen. Daarom zal de beroepscommissie het beroep alsnog inhoudelijk beoordelen.

Op het moment dat verweerder zijn beslissing op bezwaar nam, nam klager al deel aan een PP. In bezwaar is niet om een tegemoetkoming gevraagd. De beslissing op bezwaar is weliswaar te laat genomen, wat onwenselijk is, maar de wet verbindt hieraan geen gevolgen. Verweerder heeft dus terecht geconcludeerd dat klager geen belang meer had bij een beslissing op zijn bezwaar (vergelijk RSJ 10 januari 2020, R-19/4916/GB). Het beroep zal daarom ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Deze uitspraak is op 9 november 2020 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. M.J. Stolwerk, voorzitter, mr. A. Jongsma en mr. M.R. van Veen, leden, bijgestaan door mr. P. de Vries, secretaris.

secretaris        voorzitter

Naar boven