Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 06/3218/GM, 20 april 2007, beroep
Uitspraakdatum:20-04-2007

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 06/3218/GM

betreft: [klager] datum: 20 april 2007

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 30 van de Penitentiaire maatregel (Pm) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. G.E. Helder, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen medisch handelen door of namens de inrichtingsarts verbonden aan de locatie Zuyderbos te Heerhugowaard,

alsmede van de overige stukken, waaronder het verslag van 8 december 2006 van de bemiddeling door de medisch adviseur bij het ministerie van Justitie.

Ter zitting van de beroepscommissie van 19 maart 2007, gehouden in de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Amsterdam, zijn klager en zijn raadsman mr. G.E. Helder gehoord.

De inrichtingsarts verbonden aan de locatie Zuyderbos heeft schriftelijk laten weten niet ter zitting te zullen verschijnen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beroep
De klacht, zoals neergelegd in het verzoek om bemiddeling aan de medisch adviseur, houdt in dat klager onvoldoende medische zorg is geboden voor wat betreft zijn rugklachten.

2. De standpunten van klager en de inrichtingsarts
Door en namens klager is de klacht als volgt toegelicht. Klager heeft lage rugpijn sinds zijn pubertijd. Voor zijn detentie ging klager in verband met zijn rugklachten naar de
fysio-/manueel therapeut, de chiropractor en de masseur. Hij deed dit buiten de huisarts om. Hij was niet voor ziektekosten verzekerd. Klager heeft steunzolen en Birkenstock sandalen. In 1990 is hij naar een specialist gegaan en zijn er röntgenfoto’s
van zijn rug gemaakt. De specialist heeft hem oefeningen opgegeven en dat is goed gegaan tot 1998. Voorheen had hij een heel sterke rug. Hij deed aan powerliften. De inrichtingsarts heeft na onderzoek niets geconstateerd. Wel mocht hij één tot twee
keer
naar de fysiotherapeut. Röntgenonderzoek was volgens de inrichtingsarts niet nodig en is door hem ook niet gelast. Na een onderzoek van vijf minuten was zijn conclusie dat de klachten een psychische oorzaak hadden. Er heeft geen objectief onderzoek
plaatsgevonden. Uit hetgeen is geregistreerd in het huisartsen informatiesysteem blijkt enige vooringenomenheid. Klager wordt als een dwingende man omschreven.
Dat klager langdurig in de isoleercel verbleef, was zijn eigen keuze maar allerlei voorzieningen zijn hem onthouden. Klager is geen gewelddadige gedetineerde. Hij zat de hele dag op een matras. Hij heeft meermalen gevraagd of hij zijn speciale slippers
mocht hebben en dat is hem niet toegestaan. De arts zei dat hij ook wel eens last van zijn voeten had. Dat was een belachelijke opmerking. Klager kon bijna niet meer staan. De arts zei toen dat hij maar lekker in een rolstoel moest gaan zitten.
Klager heeft niet alle mogelijke zorg ontvangen. Hij heeft het idee dat de zorg hem is onthouden om hem uit de isoleercel te krijgen.
Klager heeft de podotherapeut voor het laatst bezocht in oktober 2005. Deze heeft hem steunzolen voorgeschreven. Voor wat betreft de klacht over de gebrekkige medische zorg in verband met klagers diabetes betreft, trekt klager het beroep in.
Klager is inmiddels overgeplaatst naar de p.i. Ter Apel.

De inrichtingsarts heeft het standpunt, zoals ingenomen tegenover de medisch adviseur, niet nader toegelicht. Dit standpunt luidt als volgt. Er is geen sprake van evidente rugpathologie. De klachten zijn meer spanningsgerelateerd. Fysiotherapie is niet
noodzakelijk.

3. De beoordeling
Uit de stukken, waaronder het medisch dossier, en de behandeling ter zitting zijn geen concrete aanwijzingen gebleken, die erop duiden dat klager min of meer objectiveerbare rugklachten heeft en dat daarom fysiotherapie noodzakelijk zou zijn. De
beroepscommissie is van oordeel dat de inrichtingsarts die daar uitdrukkelijk ook klagers verleden bij heeft betrokken niet onzorgvuldig heeft gehandeld. Ook is geen reden gebleken om aan klager, anders dan in de inrichting geldende regelgeving is
bepaald, wel toe te staan om schoeisel te dragen in de isoleercel.
Gelet op het vorenstaande is de beroepscommissie van oordeel dat het handelen van de inrichtingsarts niet kan worden aangemerkt als in strijd met de in artikel 28 Pm neergelegde norm. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. Chr.M. Aarts, voorzitter, drs. M.F. van Brederode-Zwart en F.M.M. van Exter, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 20 april 2007

secretaris voorzitter

Naar boven