Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-19/4797/GA, 16 november 2020, beroep
Uitspraakdatum:16-11-2020

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Zorgplicht  v

Nummer          R-19/4797/GA

Betreft [Klager]

Datum 16 november 2020

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van [Klager] (hierna: klager)

1. De procedure

Klager heeft (voor zover in beroep aan de orde) beklag ingesteld tegen het niet ontvangen van vervangende kleding in het Detentiecentrum (DC) Rotterdam.

De beklagcommissie bij het DC Rotterdam heeft op 19 september 2019 het beklag ongegrond verklaard (DC-2019-000421). De uitspraak van de beklagcommissie is bijgevoegd.

Klagers gemachtigde, [gemachtigde], heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze uitspraak.

De beroepscommissie heeft klager, zijn gemachtigde en de directeur van het DC Rotterdam in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.

2. De standpunten in beroep

Standpunt van klager

Op 15 juni 2019 is de uitzetting van klager naar Sierra Leone mislukt. De tas van klager is in Sierra Leone achtergebleven, waardoor klager bij terugkomst in het DC Rotterdam ruim drie weken dezelfde kleding heeft gedragen. Zijn kleding bestond uit één shirt, één broek en één onderbroek. Klager heeft meerdere malen aan de bewakers om vervangende kleding gevraagd, maar telkens werd beweerd dat er geen kleding voor hem beschikbaar was. Klager heeft ook om schoon ondergoed gevraagd. De directie zou nagaan of er kleding en schoon ondergoed beschikbaar was en het op de lijst zetten. Desondanks is er geen gehoor gegeven aan klagers verzoeken. Op de directeur rust een zorgplicht jegens klager om aan klager noodzakelijke kleding en schoeisel te verstrekken. Van de medewerkers van het DC Rotterdam mocht verwacht worden dat zij meer initiatief toonden in het beschikbaar stellen van vervangende kleding voor klager. Pas na drie weken heeft klager vervangende kleding gekregen, te weten één shirt, één stuk ondergoed, één paar sokken en één singlet.

Het is de verantwoordelijkheid van de directeur om klagers verzoeken om kleding nauwkeurig in het systeem te documenteren. Het standpunt dat klager nooit een verzoek heeft ingediend voor vervangende kleding is incorrect.

Verzocht wordt het beklag gegrond te verklaren. Tevens wordt verzocht om compensatie voor het door klager geleden ongemak.

Standpunt van de directeur

De bagage van klager is op 15 juni 2019 achtergebleven in Sierra Leone na een mislukte uitzetting. Indien om vervangende kleding wordt verzocht, wordt dit doorgaans door het dienstdoende personeel genoteerd in de logboekrapportage en zo spoedig mogelijk in orde gemaakt. Hoewel het weleens voor zal komen dat van dergelijke verzoeken geen notitie wordt gemaakt, is het niet aannemelijk dat klager drie weken lang om kleding heeft gevraagd en dat dit niet één keer genoteerd is of dat aan hem niets is verstrekt. Uit de logboekrapportages blijkt dat klager op 12 juli 2019 om extra kleding heeft gevraagd en dat hij nog dezelfde dag een volledige set heeft ontvangen.

3. De beoordeling

Vaststaat dat klager na zijn uitzetting op 15 juni 2019 zonder koffer is teruggekomen in het DC Rotterdam. Dit wordt door directie ook niet betwist. Klager heeft vervolgens drie weken later, eerst op 12 juli 2019, een vervangende set kleding ontvangen van het DC Rotterdam.

Op grond van artikel 44, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw), voor zover hier van belang, draagt de directeur zorg dat aan de gedetineerde noodzakelijke kleding en schoeisel worden verstrekt, dan wel dat hem voldoende geldmiddelen ter beschikking worden gesteld om hierin naar behoren te voorzien. 

De beroepscommissie acht het aannemelijk dat klager na terugkomst in het DC Rotterdam eerder dan 12 juli 2019 heeft gevraagd om vervangende kleding, ook al is dat niet geregistreerd. Ook in de situatie dat klager hier niet om verzocht zou hebben, had het op de weg van de directeur gelegen om klager andere kleding aan te bieden. Door dit niet – althans pas drie weken na klagers terugkomst in het DC Rotterdam – te doen, heeft de directeur zijn zorgplicht jegens klager als bedoeld in artikel 44, eerste lid, Pbw geschonden. De beroepscommissie zal het beroep daarom gegrond verklaren. Zij zal de uitspraak van de beklagcommissie vernietigen voor zover daartegen beroep is ingesteld en het beklag in zoverre gegrond verklaren.

Nu de rechtsgevolgen niet meer ongedaan zijn te maken, komt klager een tegemoetkoming toe. De beroepscommissie zal deze vaststellen op €5,- per week waarin klager geen vervangende kleding heeft ontvangen, in totaal €15,-.

4. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie voor zover daartegen beroep is ingesteld en verklaart het beklag in zoverre alsnog gegrond. Zij kent aan klager een tegemoetkoming toe van €15,-.

Deze uitspraak is op 16 november 2020 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. dr. J. de Lange, voorzitter, mr. E. Dinjens en mr. D. van der Sluis, leden, bijgestaan door mr. Y.P. Schleijpen, secretaris.

secretaris        voorzitter

Naar boven