Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 07/0006/GM, 20 april 2007, beroep
Uitspraakdatum:20-04-2007

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 07/6/GM

betreft: [klager] datum: 20 april 2007

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 30 van de Penitentiaire maatregel (Pm) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen medisch handelen door of namens de inrichtingsarts verbonden aan het h.v.b./ISD Rotterdam te Hoogvliet,

alsmede van de overige stukken, waaronder het verslag van 27 november 2006 van de bemiddeling door de medisch adviseur bij het ministerie van Justitie.

De behandeling van klagers beroepszaak heeft plaatsgevonden ter zitting van de beroepscommissie van 19 maart 2007 die gehouden is in de penitentiaire inrichtingen Amsterdam.

Klager, die in vrijheid is gesteld, en de inrichtingsarts van het h.v.b./ISD Rotterdam te Hoogvliet zijn niet ter zitting verschenen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beroep
De klacht, zoals neergelegd in het verzoek om bemiddeling aan de medisch adviseur, betreft het feit dat de medische dienst klager maar een rustdag heeft toegestaan in plaats van een week in verband met (een) gekneusde rib(ben).

2. De standpunten van klager en de inrichtingsarts
Klager heeft zijn klacht als volgt schriftelijk toegelicht. De verpleegkundige heeft tegen klager gezegd dat hij een week terecht ziek was. Het is vreemd dat je maar een dag ziek mag zijn als je vier gekneusde ribben hebt.

De inrichtingsarts heeft het standpunt, zoals ingenomen tegenover de medisch adviseur, niet nader toegelicht. Dit standpunt luidt als volgt. Klager heeft zich op donderdag 5 oktober 2006 ziek gemeld en op maandag 9 oktober 2006 is klager op het
spreekuur verschenen met klachten over een gekneusde rib. De medische dienst heeft hem het voordeel van de twijfel gegeven en een dag rust (de betreffende vrijdag) voorgeschreven. Over een week terecht ziek zijn, is niet met klager gesproken.

3. De beoordeling
Uit de stukken en het door de inrichtingsarts overgelegde medisch dossier komt naar voren dat klager, nadat hij zich op 5 oktober 2006 ziek had gemeld en op 9 oktober 2006 op het spreekuur van de medische dienst was verschenen, de vorige week nog een
rustdag was gegeven. Dat klager hieruit begrepen heeft dat hem daarna nog een week rust is gegeven, berust op een misverstand. De beroepscommissie is, gelet op het bovenstaande, van oordeel dat het handelen van de medische dienst niet kan worden
aangemerkt als in strijd met de in artikel 28 Pm neergelegde norm. Het beroep zal ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. Chr.M. Aarts, voorzitter, drs. M.F. van Brederode-Zwart en F.M.M. van Exter, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 20 april 2007

secretaris voorzitter

Naar boven