Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 07/0076/GM, 20 april 2007, beroep
Uitspraakdatum:20-04-2007

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 07/76/GM

betreft: [klager] datum: 20 april 2007

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 30 van de Penitentiaire maatregel (Pm) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen medisch handelen door of namens de inrichtingsarts verbonden aan de PI Oosterhoek te Grave,

alsmede van de overige stukken, waaronder het verslag van 2 februari 2007 van de bemiddeling door de medisch adviseur bij het ministerie van Justitie.

Ter zitting van de beroepscommissie van 19 maart 2007, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Amsterdam, is gehoord klager.

Klagers raadsman en de inrichtingsarts verbonden aan de PI Oosterhoek hebben medegedeeld dat zij niet ter zitting zullen verschijnen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beroep
De klacht, zoals neergelegd in het verzoek om bemiddeling aan de medisch adviseur van 15 november 2006, betreft de weigering van de inrichtingsarts om toestemming te verlenen voor voortzetting van fysiotherapie.

2. De standpunten van klager en de inrichtingsarts
Door klager is de klacht als volgt toegelicht.
Klager is sinds 2002 gedetineerd. Hij is veroordeeld tot een gevangenisstraf van negen jaar. Hij heeft in Hongarije gewoond en werd daar wekelijks behandeld met nekmassage, stroomstootjes en hij kreeg Nootropil. In Nederland kent men die behandeling
niet maar in de vorige inrichting in Rotterdam kreeg hij wel fysiotherapie.
Klager heeft een uit het Hongaars vertaald ziekenhuis eindverslag aan de beroepscommissie overgelegd.
In Rotterdam kende de medische dienst deze gegevens. Hij heeft de gegevens ook in Grave afgegeven. Klager heeft in Rotterdam werk gekregen in de bibliotheek, waarbij hij de kans had om in beweging te blijven. Hij heeft drie en een half jaar in de
bibliotheek gewerkt. Hij kon daar zitten afwisselen met lopen en, als het noodzakelijk was, kon hij gaan liggen. Ze hebben hem daar geprobeerd te helpen.
In Grave werkt klager niet. Er kan hem daar alleen maar statisch werk worden geboden en dat gaat niet met zijn rug en nek. Klager is al gedurende zeventien jaar 80% arbeidsongeschikt. Hij wil wel werken maar moet dat dan wel kunnen. Volgens de
inrichtingsarts in PI Oosterhoek is klager arbeidsongeschikt, maar moet hij wel in beweging blijven. Als hij arbeidsongeschikt is verklaard, moet hij echter achter de deur blijven en krijgt hij geen beweging. Er zijn wel mogelijkheden voor fitness maar
fysiotherapie is hem na enige tijd ontzegd. Dit komt door een verzekeringskwestie. Meer dan negen behandelingen zijn niet mogelijk. Nadat klager geprotesteerd heeft, zijn hem nog negen behandelingen geboden. Volgens de fysiotherapeut is behandeling
nog
steeds noodzakelijk. Klager kan niet leven met duizelingen, misselijkheid, braken en gespannenheid. Hij wordt bestempeld als een zeur. Het zou tussen zijn oren zitten en klager zou geen psychologische hulp nodig hebben. Hij is daar kwaad om geworden.
Hij mag in Grave niet meedoen aan traumatherapie. Op eigen initiatief is hij begonnen met cognitieve therapie in oktober 2006. In Rotterdam werd hem geboden wat mogelijk was. Hij was in beweging en de druk was er een beetje af. In Grave zit hij muur-
en
muurvast. Klager is tweemaal opgeroepen door de inrichtingsarts maar dat heeft niets opgeleverd. Hij is in de inrichting nog nooit onderzocht. Er is een beeld van hem geschetst, dat niet klopt. Er is gesteld dat hij werken niet zou zien zitten. Klager
heeft alleen gezegd dat hij op de BZA geen andere werk kon krijgen en daaruit is geconcludeerd dat hij niet op de BZA wilde verblijven. Klager wil graag werken om de druk er een beetje af te krijgen. Als het goed is, wordt klager op 22 maart 2006
geplaatst in de zeer beperkt beveiligde inrichting De Marstal te Zeeland. Hij hoopt dat hij daar wel bij de inrichtingsarts terecht kan. Klager wil graag hulp. Hij kan niet met zijn problemen overweg. Hij is ten onrechte veroordeeld. Hij heeft al
zeventien jaar pijnklachten. Als hem een medicijn wordt voorgeschreven en hij zijn broer, die arts is, raadpleegt omdat er geen bijsluiter bij zit, wordt hij bestempeld als zeur en een dwingend figuur. Volgens zijn broer mocht hij geen Ibuprofen
gebruiken omdat hij een chronische maagzweer heeft. Klager vecht alleen voor zijn gezondheid. Hij is in 1990 geopereerd aan zijn rug in Eindhoven. De nekklachten zijn later ontstaan. Voor de nekklachten is hij in Nederland niet door een specialist
behandeld. Klager twijfelt of de medische dienst zijn medische gegevens wel bekeken heeft. Fysiotherapie is hem afgenomen op onjuiste gronden. Artsen hebben aangegeven dat zijn klachten chronisch zijn en in dat geval wordt fysiotherapie wel vergoed. De
inrichtingsarts had een verzoek kunnen indienen bij de directeur en dat is nooit gedaan. Klager kan alleen een uurtje lopen op de luchtplaats. Hij voelt zich in de steek gelaten door de medische dienst. Niet door de psycholoog die geschreven heeft dat
hij cognitieve therapie nodig heeft.

De inrichtingsarts heeft zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de medisch adviseur, niet nader toegelicht. Dit standpunt luidt als volgt.
In verleden is cervicale discopathie en artrose vastgesteld. Spondylarthrosis lumbaal met fixatie middels pennen, sterke aanwijzingen voor somatische fixatie. Chronische fysiotherapie is niet geïndiceerd en er is ook geen vergoeding mogelijk.
Gedragsmatige aanpak klachten middels psychologische ondersteuning is wel geïndiceerd. Eén van de psychologen zal hieraan aandacht besteden.

3. De beoordeling
Uit de stukken, waaronder het medisch dossier, en de behandeling ter zitting is vast komen staan dat klager al jaren lichamelijke klachten heeft, waarvoor hij in de vorige inrichting langdurig fysiotherapie kreeg. Niet is gebleken dat de
inrichtingsarts
bij de vorige inrichting informatie heeft ingewonnen omtrent de aldaar aangenomen noodzakelijkheid van fysiotherapie voor klager alvorens de fysiotherapeutische behandelingen zijn stopgezet.
De beroepscommissie is, gelet op het bovenstaande, van oordeel dat het handelen van de medische dienst niet als zorgvuldig kan worden aangemerkt en dit is in strijd met artikel 28 Pm. Het beroep zal derhalve gegrond worden verklaard.
De beroepscommissie zal, omdat zij thans niet kan vaststellen of voortzetting van de fysiotherapiebehandelingen noodzakelijk is, geen tegemoetkoming aan klager toekennen.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond.
Zij kent aan klager geen tegemoetkoming toe.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. Chr.M. Aarts, voorzitter, drs. M.F. van Brederode-Zwart en F.M.M. van Exter, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 20 april 2007

secretaris voorzitter

Naar boven