Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 07/0139/GA, 19 april 2007, beroep
Uitspraakdatum:19-04-2007

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 07/139/GA

betreft: [klager] datum: 19 april 2007

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. C.C.M. Welten, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 12 januari 2007 van de beklagcommissie bij de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Rijnmond, locatie huis van bewaring (h.v.b.)/ISD Rotterdam,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 9 maart 2007, gehouden in de p.i. Amsterdam, is klagers raadsman mr. C.C.M. Welten gehoord.
Hoewel klager, die zich inmiddels in vrijheid bevindt, op behoorlijke wijze was opgeroepen, is hij niet ter zitting verschenen.
De directeur van de locatie h.v.b./ISD Rotterdam heeft telefonisch laten weten verhinderd te zijn ter zitting te verschijnen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft het feit dat de inrichting onvoldoende actie heeft ondernomen voor klagers extramurale fase en dat er niks is geregeld voor na klagers vrijlating.

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Klager is van mening dat de inrichting verantwoordelijk is voor de extramurale fase. Weliswaar spelen derden in de extramurale fase ook een rol, maar
de inrichting is uiteindelijk verantwoordelijk. Klager betwist dat hij alle hulpverlening zou hebben afgewezen. Hij stelt dat hem niets, althans onvoldoende, is aangeboden. Blijkens de rapportage van klagers trajectbegeleidster van 13 oktober 2006 is
het programma van klager ‘bevroren’ geweest in de maanden december 2005 en januari 2006. Dit betekent echter dat er vanaf februari 2006 tot en met oktober 2006 de tijd is geweest om het programma voort te zetten, echter klager heeft in die periode
slechts een budgetteringscursus gevolgd. Klager is wel toegezegd dat hij naast de budgetteringscursus nog Nederlandse les zou krijgen en dat hij nog een extramurale fase zou doorlopen. Verder zou klager een opleiding tot schoonmaker krijgen, aangemeld
worden bij schuldhulpverlening en er zou een woning geregeld worden. Er is weinig van terecht gekomen. De extramurale fase is erg gericht op het krijgen van een woning, maar als dit om een bepaalde reden niet lukt dan wordt er verder weinig meer
geregeld. Het feit dat er onvoldoende actie is ondernomen vindt bevestiging in het rapport van klagers trajectbegeleidster van 13 oktober 2006. Daaruit blijkt dat er in 2006 onvoldoende personeel was voor de trajectbegeleiding. Op 14 juli 2006 heeft de
rechtbank geoordeeld dat er onvoldoende aanleiding was om klagers maatregel tot plaatsing in de ISD te beëindigen. De rechtbank acht het wenselijk dat klager de voor hem op stapel staande trainingen nog gaat volgen en dat hij de extramurale fase nog
doorloopt. Het probleem is alleen dat er door de inrichting helemaal niks is geregeld om dit traject op gang te krijgen. Op 27 oktober 2006 is klagers ISD maatregel geëindigd en klager heeft ook tot die datum in de inrichting gezeten. Er is in feite
dus
geen extramurale fase geweest.

De directeur heeft zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagcommissie, in beroep niet toegelicht.

3. De beoordeling
Een beklag over de voortvarendheid van de behandeling in een inrichting voor stelselmatige daders betreft geen beslissing als bedoeld in artikel 60 Pbw (zie RSJ 22 januari 2007, nr. 06/1887/GA).

De Rechtbank Rotterdam heeft op 14 juli 2006 beslist dat er geen reden is om de maatregel te beëindigen, dat het wenselijk is dat klager trainingen volgt en dat hij de extramurale fase doorloopt. Anders dan in bovenvermelde beslissing van de
beroepscommissie is daarmee de noodzaak van de voortzetting van de maatregel door de strafrechter getoetst. Daarnaast is er ruimte voor de toetsing van de beslissingen tot uitvoering van dit rechterlijk oordeel in beklag- en beroep.

De beroepscommissie stelt vast dat klager de door de rechtbank genoemde trainingen niet heeft kunnen volgen en ook dat hij de extramurale fase niet heeft kunnen doorlopen. Uit het rapport van klagers trajectbegeleidster blijkt dat klagers
trajectbegeleiding heeft stilgestaan omdat er onvoldoende trajectbegeleiders waren. Gelet hierop is de beroepscommissie van oordeel dat de inrichting zich onvoldoende inspanningen heeft betracht om zorg te dragen voor klagers extramurale fase. Het
beroep zal derhalve gegrond worden verklaard. Nu de rechtsgevolgen van de bestreden beslissing niet meer ongedaan zijn te maken, komt klager een tegemoetkoming toe. De beroepscommissie zal de tegemoetkoming vaststellen op € 50,=.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog gegrond. Zij bepaalt dat aan klager een tegemoetkoming toekomt van € 50,=.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. P.C. Vegter, voorzitter, mr. M.J.C. van Kamp en mr. M. Boone, leden, in tegenwoordigheid van mr. M. Schinkel, secretaris, op 19 april 2007

secretaris voorzitter

Naar boven