nummer: 07/565/GV
betreft: [klager] datum: 16 april 2007
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een op 5 maart 2007 genomen beslissing van de Minister van Justitie (de Minister),
alsmede van de onderliggende stukken.
De beroepscommissie heeft de Minister in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsman, mr. F.J. Soriano, om zijn beroep schriftelijk toe te lichten.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.
1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Minister heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van strafonderbreking afgewezen.
2. De standpunten
Door en namens klager is aangevoerd dat zijn verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting ten onrechte is afgewezen. Dit is als volgt toegelicht. Klager zal persoonlijk zijn zaken moeten behartigen. Niemand anders is op de hoogte van de in
beslag genomen onroerende goederen, namelijk vijf huizen en zes stukken land, die in verschillende Thaise Ltd.’s zijn ondergebracht. De Thaise autoriteiten die klagers zaak behandelen, willen alleen onderhandelen met de rechtmatige eigenaar, zijnde
klager, hetgeen ook in de Thaise wet staat. De Thaise autoriteiten zijn gewoon corrupt. Het is een kwestie van onderhandelen en meteen een beslissing nemen. De onroerende zaken zijn het enige dat klager nog in Thailand heeft. Het overige is gestolen
tijdens zijn gevangenhouding in Thailand. De Nederlandse ambassade heeft voor kleding voor klager gezorgd, omdat alles was gestolen. Klager is de aangewezen persoon om de zaak bij de Thaise rechtbank uit te leggen en op te lossen. Dit is van groot
belang, want klager heeft al zijn geld in Thais onroerend goed gestoken. De persoon die in Thailand is belast met klagers zaak is alleen in de ochtenduren bereikbaar van 09.00 uur tot en met 12.00 uur. Dan is het in Nederland tussen 03.00 uur en 06.00
uur. Klager wordt te laat uitgesloten om in de Thaise ochtend te kunnen bellen. Ook als die mogelijkheid er wel was geweest, zou dat klager niet hepen, want met de belkaarten is de spreektijd te kort en de Thaise advocaat van klager spreekt onvoldoende
Thais, waardoor klager een tolk nodig heeft. Tot slot wordt benadrukt dat klager niets te maken heeft met de zogenaamde Holleeder-groep.
Namens de Minister is de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Klager heeft verzocht om strafonderbreking om een aantal zaken te kunnen regelen met de justitiële autoriteiten in Thailand. Volgens de ontvangen informatie moest klager diverse telefoontjes plegen om zijn bezittingen daar veilig te stellen. Dit zou
moeten geschieden in de nachtelijke uren, vanwege het tijdsverschil met Thailand. Uit de toegezonden informatie blijkt niet dat klager deze zaak persoonlijk moet regelen. Een en ander zou ook geregeld kunnen worden door bijvoorbeeld zijn advocaat of
derden. Daarnaast is het tijdsverschil met Thailand maximaal zes uur. In de zomer is dit verschil zelfs kleiner. Dit betekent dat wanneer hij bijvoorbeeld om 07.00 uur vanuit Nederland naar Thailand zou bellen, het daar ongeveer 13.00 uur is. Klager
kan
dus gewoon overdag met de diverse instanties bellen, er vanuit gaande dat de instanties tot ongeveer 17.00 uur bereikbaar zijn. Ook zijn er voldoende mogelijkheden om vervolgcontacten te hebben wanneer dit noodzakelijk zou zijn. Klager kan met
betrekking tot het telefoneren een verzoek doen bij de leiding van de inrichting waar hij verblijft. Vanuit de inrichting is aan de selectiefunctionaris medegedeeld dat men geen problemen ziet, mits klager beschikt over voldoende financiële middelen.
Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.
De directeur van de gevangenis Veenhuizen heeft aangegeven dat klager niet voldoet aan de objectieve criteria voor strafonderbreking.
De officier van justitie bij het arrondissementsparket te Amsterdam heeft aangegeven geen bezwaar te hebben tegen strafonderbreking.
3. De beoordeling
Klager ondergaat een gevangenisstraf van vier jaren met aftrek, wegens overtreding van een in artikel 2 van de Opiumwet gegeven verbod. De wettelijk vroegst mogelijke v.i.-datum valt op of omstreeks 22 december 2008.
Op grond van het bepaalde in artikel 34 van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting (van 24 december 1998, nr. 733726/98/DJI) (hierna: de Regeling) kan strafonderbreking worden verleend wegens zodanig bijzondere omstandigheden in de
persoonlijke sfeer, dat niet kan worden volstaan met een andere vorm van verlof.
Op grond van artikel 38 van de Regeling kan strafonderbreking éénmalig worden verleend in verband met dringende omstandigheden van zakelijke aard. Daarbij dient dan te worden aangetoond dat de persoonlijke aanwezigheid noodzakelijk is en dat de
zakelijke belangen al voor aanvang van de detentie bestonden.
De beroepscommissie is van oordeel dat klager het bestaan van hiervoor bedoelde dringende omstandigheden onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt c.q. niet heeft onderbouwd (met schriftelijke stukken), laat staan dat is aangetoond dat zijn persoonlijke
aanwezigheid noodzakelijk is. De beslissing van de Minister is daarom, het voorgaande in onderling verband en samenhang bezien en bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet onredelijk of onbillijk.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. A.G. Bosch en mr. J.M.M. van Woensel, leden, in tegenwoordigheid van mr. L. de Greef, secretaris, op 16 april 2007
secretaris voorzitter