Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 06/3240/TA, 19 april 2007, beroep
Uitspraakdatum:19-04-2007

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Roken  v

Uitspraak

nummer: 06/3240/TA

betreft: [klager] datum: 19 april 2007

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 67 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 6 december 2006 van de beklagcommissie bij de Dr. Henri van der Hoevenkliniek te Utrecht, verder te noemen de inrichting,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 14 maart 2007, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Amsterdam, is namens het hoofd van voormelde tbs-inrichting gehoord [...]
Hoewel voor klagers vervoer naar de zitting was zorggedragen, heeft hij geen gebruik gemaakt van de gelegenheid om te worden gehoord.
Mr. N.A. Heidanus, raadsman van klager, heeft bij schrijven van 13 maart 2007 laten weten verhinderd te zijn ter zitting te verschijnen en het beroep toegelicht.

Op grond van de stukken en haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft het niet rookvrij maken van gemeenschappelijke ruimten in de inrichting.

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten
Namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Van belang is dat er ten tijde van de klacht op de gehele afdeling mocht worden gerookt en dat klager daarvan hinder ondervond. Het rookbeleid van de inrichting was op dat moment in strijd met de Tabakswet en met de algemene regels van de inrichting.
Dat het rookbeleid ten tijde van de behandeling van de klacht was gewijzigd, doet daaraan niet af. De klacht dient derhalve gegrond te worden verklaard.

Namens het hoofd van de inrichting is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
In de periode waarin de inrichting de gevolgen van de Tabakswet aan het inventariseren was, heeft klager in de groep aan de orde gesteld dat er rekening met niet-rokers zoals hij moest worden gehouden. In overeenstemming met de cultuur van de
inrichting
om met elkaar te bespreken hoe je met elkaar omgaat, is het aanvankelijk aan de groepen overgelaten om af te spreken welke ruimten rookvrij zouden moeten worden. In de ene groep werd besloten dat niet in de keuken, maar wel in de fysiek daarvan
gescheiden gemeenschappelijke ruimte gerookt mocht worden. In een andere groep kon dat dus anders zijn. Als klager het anders wilde dan de groep of andersom, kon dat over en weer tot irritatie leiden. Ten tijde van de klacht was sprake van een
overgangssituatie, waarin het rookbeleid nog niet uitgekristalliseerd was. Niet bekend is welke afspraak destijds precies in klagers groep is gemaakt.

3. De beoordeling
Volgens artikel 10 van de Tabakswet dienen in instellingen die door de Staat worden beheerd zodanige maatregelen te worden getroffen, dat van de daardoor geboden voorzieningen gebruik kan worden gemaakt en daarin werkzaamheden kunnen worden verricht
zonder dat daarbij hinder wordt ondervonden van het gebruik van tabaksproducten. In het uitvoeringsbesluit bij voormelde wet, het Besluit beperking verkoop en gebruik tabaksproducten (verder het Besluit), is aangegeven welke maatregelen – verplichte
rookverboden met uitzonderingsmogelijkheden – moeten worden genomen en voor welke gemeenschappelijke ruimten die rookverboden dienen te gelden. Er worden verschillende categorieën onderscheiden (ruimten waarin zich loketten bevinden, wachtruimten,
hallen, gangen, trappen, liften, vergaderzalen, leslokalen, toiletten, kantines, recreatie- en soortgelijke ruimten en overige ruimten, voor zover deze voor het publiek toegankelijk zijn).

De beroepscommissie is (volgens vaste jurisprudentie vanaf 1998; zie bijvoorbeeld de uitspraken 98/0126 C van 26 oktober 1998 en 03/2767/GA van 16 maart 2004) van oordeel dat de gemeenschappelijke ruimten zijn te beschouwen als ruimten als bedoeld in
artikel 2, eerste lid, van het Besluit, waarin ingevolge artikel 10, tweede lid, van de Tabakswet een verbod om tabaksproducten te gebruiken ingesteld en gehandhaafd dient te worden.

Artikel 2, derde en vierde lid, van het Besluit maakt het mogelijk uitzonderingen te maken op voormeld algeheel rookverbod, maar alleen indien is voldaan aan twee voorwaarden. De ruimte moet merendeels rookvrij zijn (hetzij in oppervlakte, hetzij in
tijd) en in geen geval mag in het rookvrije deel of gedurende de rookvrije periode hinder worden ondervonden van het gebruik van tabaksproducten.

Namens het hoofd van de inrichting is ter zitting verklaard dat de inrichting ten tijde van klagers klacht bezig was de gevolgen van de Tabakswet te inventariseren, waarbij het in eerste instantie aan de groepen zelf werd overgelaten afspraken over het
roken te maken. Niet weersproken is klagers klacht dat de gemeenschappelijke ruimten niet rookvrij waren en dat klager daarvan hinder heeft ondervonden.

Gelet op het vorenstaande moet worden geoordeeld dat ten tijde van de klacht van klager strikt genomen aan de uitzonderingsmogelijkheden als bedoeld in artikel 2 van het Besluit niet werd voldaan.

Het beroep zal derhalve gegrond worden verklaard.

De beroepscommissie ziet daarin voldoende genoegdoening voor klager en acht derhalve geen termen aanwezig om aan klager vanwege de gegrondverklaring van het beroep thans nog een tegemoetkoming toe te kennen.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog gegrond.
Zij bepaalt dat aan klager geen tegemoetkoming toekomt.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. S.L. Donker, voorzitter, drs. B. van Dekken en mr. I.E. de Vries, leden, in tegenwoordigheid van mr. E.W. Bevaart, secretaris, op 19 april 2007

secretaris voorzitter

Naar boven