Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 07/1001/STA, 18 april 2007, schorsing
Uitspraakdatum:18-04-2007

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 07/1001/STA

betreft: [klager] datum: 18 april 2007

De voorzitter van de beroepscommissie uit de Raad voor Strafrechtstoepassing en Jeugdbescherming heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen verzoekschrift, tevens klaagschrift, van

[...], verder verzoeker te noemen, verblijvende in Prof. Mr. W.P.J. Pompekliniek te Nijmegen, verder de inrichting te noemen.

Verzoeker vraagt om schorsing, met toepassing van artikel 64 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt), van de (verdere) tenuitvoerlegging van de beslissing van het hoofd van de inrichting van 17 april 2007, inhoudende het onder
dwang toedienen van medicatie op 19 april 2007 te 11.00 uur.

De voorzitter heeft voorts kennisgenomen van de schriftelijke inlichtingen van het hoofd van voornoemde inrichting van 18 april 2007.

1. De standpunten
Verzoeker is het er niet mee eens dat hem onder dwang medicatie wordt toegediend. Hij heeft een frisse, heldere geest en zijn verstand is goed. Het personeel liegt bewust over alles. Verzoeker wil weg uit de inrichting.

Uit de inlichtingen van het hoofd van de inrichting komt het volgende naar voren.
Verzoeker is bekend met herhaalde psychotische decompensatie in het verleden. Al dan niet in psychotische toestand heeft hij meerdere agressieve en seksuele delicten begaan. Herhaaldelijk heeft hij in het verleden medicatie geweigerd, waarop hij
opnieuw
psychotisch werd, waarbij hij zelfs aanhoudend automutileerde. Verzoeker is na de ingestelde behandeling minder psychotisch vergeleken met de periode kort na opname in het Kempehuis. Met het huidige medicatiebeleid is echter slechts een partieel effect
op de psychose bereikt.
Verzoeker raakt nog steeds snel geïrriteerd en overvraagd, zelfs bij weinig prikkels. Hij reageert dan agressief en oninschatbaar. Het beeld wordt onveranderd bepaald door paranoïdie. Hij uit achterdochtige gedachten, incidenteel ook in bedreigende
vorm. Hij dreigt dan het personeel de keel door te snijden, dreigt met geweld inzake de dwangmedicatie en blijft schelden. Hij trekt zich vaak terug op zijn kamer. Hij blijft van mening dat er mannen zijn, zowel binnen als buiten de afdeling, die hem
in
de gaten proberen te houden. Verder blijft hij vermoeden dat hij vergiftigd wordt. Hij vraagt de stafleden regelmatig of zij gif in zijn koffie of in het brood hebben gedaan. De zelfverzorging blijft slecht. Hij slaagt er niet in zijn kamer schoon en
opgeruimd te houden en heeft hier nog veel hulp bij nodig. In zijn gedrag blijft hij onverminderd chaotisch en prikkelgevoelig. Verder heeft hij weinig frustratietolerantie. Kortdurende en gestructureerde bejegening blijft van belang. Hij blijft
aangeven zijn medicatie niet te willen accepteren en wil daarover ook niet overleggen met zijn behandelaar. Hij heeft geen ziekte-inzicht en niet of nauwelijks ziektebesef.
Gezien de ernst van de eedere decompensaties, de in de psychoses uitgevoerde delicten en het daaruitvoortvloeiende gevaar voor anderen (met name vrouwelijke begeleiders), is voortdurend separatie om dit gevaar in te perken niet opportuun. Voortgezette
medicamenteuze behandeling, ook tegen de wil van verzoeker, is noodzakelijk, gelet op de manifeste paranoïdie, maar ook om het bereikte effect in stand te houden en zo mogelijk een verdere stabilisatie te bereiken, terugval te voorkomen en het daarmee
samenhangende risico op nieuwe agressieve handelingen zoveel mogelijk te verminderen én om verzoeker te beschermen tegen uitputting door motorische onrust en ernstige automutilatie. De toe te dienen medicatie betreft Risperdal Consta 75 mg i.m.

2. De beoordeling
De voorzitter stelt voorop dat in het kader van het verzoek om schorsing van een beslissing van het hoofd van de inrichting slechts ruimte bestaat voor een voorlopige beoordeling en dat de zaak niet ten gronde kan worden onderzocht en beslist. Aan de
orde is daarom slechts de vraag of de beslissing tot het onder dwang toedienen zodanig onredelijk is dat er een spoedeisend belang is om thans over te gaan tot schorsing van die beslissing van het hoofd van de inrichting. Naar het oordeel van de
voorzitter is dat, mede gelet op de inlichtingen van het hoofd van de inrichting over de noodzaak van voortzetting van het onder dwang toedienen van medicatie, niet het geval. Daarbij is in aanmerking genomen dat uit die inlichtingen duidelijk naar
voren komt dat voortzetting van het onder dwang toedienen van medicatie aan verzoeker noodzakelijk is in het belang van de orde en veiligheid van de inrichting, maar ook in verzoekers eigen belang, alsmede dat voortdurende separatie van verzoeker het
enige alternatief is maar niet als in het belang van verzoeker kan worden aangemerkt.
Het verzoek zal daarom worden afgewezen.

De voorzitter is niet bevoegd te oordelen over de wens van verzoeker om de inrichting te verlaten.

3. De uitspraak
De voorzitter wijst het verzoek af.

Aldus gedaan door mr. J.M. van der Vaart, voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. E.W. Bevaart, secretaris, op 18 april 2007

secretaris voorzitter

Naar boven