Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 07/0721/GV, 12 april 2007, beroep
Uitspraakdatum:12-04-2007

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 07/721/GV

betreft: [klager] datum: 12 april 2007

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 8 maart 2007 genomen beslissing van de Minister van Justitie (de Minister),

alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Minister in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager om zijn beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Minister heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van algemeen verlof afgewezen.

2. De standpunten
Klager heeft aangevoerd dat zijn verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting ten onrechte is afgewezen. Dit heeft hij als volgt toegelicht. Klager wil graag verlof, zodat hij zijn kinderen kan zien. Het klopt dat hij eerder niet is
teruggekeerd
van verlof, maar hij is echt te vertrouwen. Klager is tijdens eerdere detenties ook op verlof geweest en is elke keer keurig op tijd teruggekeerd.

Namens de Minister is de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Klager heeft verzocht om algemeen verlof. Dit verzoek is afgewezen omdat klager zich tijdens zijn huidige detentie heeft onttrokken aan zijn detentie.

Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.
De directeur van de gevangenis Grave heeft negatief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag.

3. De beoordeling
Klager ondergaat een subsidiaire hechtenis van één jaar wegens het niet nakomen van een verplichting op grond van de Wet Terwee. De wettelijk vroegst mogelijke v.i.-datum valt op of omstreeks 2 oktober 2007.

Het beroep richt zich tegen de afwijzing van klagers eerste verlofaanvraag. Hij kan in totaal vier verlofaanvragen indienen.

De beroepscommissie is van oordeel dat de omstandigheid dat klager zich tijdens zijn huidige detentie heeft onttrokken aan zijn detentie een forse contra-indicatie vormt voor verlofverlening en dat deze een afwijzing van klagers verlofaanvraag
rechtvaardigt. Derhalve kan de beslissing van de Minister, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen en gelet op de weigeringsgronden zoals bedoeld in artikel 4 onder a van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting (van 24 december
1998, nr. 733726/98/DJI), niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. A.G. Bosch en mr. J.M.M. van Woensel, leden, in tegenwoordigheid van mr. L. de Greef, secretaris, op 12 april 2007

secretaris voorzitter

Naar boven