Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 07/0243/GA, 10 april 2007, beroep
Uitspraakdatum:10-04-2007

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 07/243/GA

betreft: [klager] datum: 10 april 2007

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

de directeur van de inrichting voor stelselmatige daders (ISD) Amsterdam,

gericht tegen een uitspraak van 5 januari 2007 van de beklagcommissie bij voormelde inrichting, gegeven op een klacht van [...], verder te noemen klager,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

De beroepscommissie heeft klager in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en de directeur van voormelde inrichting om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft het feit dat de behandeling van klager in de inrichting onvoldoende voortvarend plaatsvindt.

De beklagcommissie heeft het beklag gegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van de directeur en klager
De directeur heeft het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt in beroep als volgt toegelicht.
De beklagcommissie verwijst in haar uitspraak naar haar overwegingen in een eerdere uitspraak in een soortgelijke zaak. Het gaat om de zaak met nummer 06/63. In die zaak heeft de beroepscommissie inmiddels op 22 januari 2007 uitspraak gedaan en klager
alsnog niet-ontvankelijk verklaard in zijn beklag.
De directeur merkt nog op dat de rechtbank in een tussentijdse evaluatie in oktober 2007
(de beroepscommissie begrijpt oktober 2006) heeft geoordeeld dat de ISD-maatregel van klager dient te worden gecontinueerd.

Klager heeft zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagcommissie, in beroep niet toegelicht.

3. De beoordeling
Een klacht over het gebrek aan voortvarendheid van de behandeling kan niet worden aangemerkt als een beslissing als bedoeld in artikel 60, eerste lid, van de Pbw. Ten aanzien van dergelijke klachten is voorzien in een afzonderlijke procedure, gebaseerd
op artikel 38m e.v. van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Op grond van artikel 38s Sr is het de taak van de rechter om, ambtshalve dan wel op verzoek van de betrokkene of diens raadsman, de noodzaak van de voortzetting van de tenuitvoerlegging van de
maatregel te toetsen, waarbij in de overwegingen dienen te worden betrokken de inlichtingen die zijn verschaft omtrent de stand van de uitvoering van het verblijfsplan van betrokkene. Gelet op het vorenstaande kan de uitspraak van de beklagcommissie
niet in stand blijven. Het beroep van de directeur zal dan ook gegrond worden verklaard, de uitspraak van de beklagcommissie zal worden vernietigd en klager zal alsnog niet-ontvankelijk worden verklaard in zijn beklag.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog ongegrond.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. P.C. Vegter, voorzitter, mr. J.P. Balkema en dr. J.P.S. Fiselier, leden, in tegenwoordigheid van mr. P.N.E. Plooij, secretaris, op 10 april 2007

secretaris voorzitter

Naar boven