Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 07/0027/GA, 10 april 2007, beroep
Uitspraakdatum:10-04-2007

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 07/27/GA

betreft: [klager] datum: 10 april 2007

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 2 januari 2007 van de beklagcommissie bij de locatie Overmaze te Maastricht,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 23 maart 2007, gehouden in de penitentiaire inrichting Vught, zijn gehoord klager, bijgestaan door zijn raadsman mr. A. Vonken, en [...], locatiedirecteur bij de p.i. Limburg-Zuid.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft de aan de directeur toe te rekenen vertraging bij het starten van het traject Terugdringen Recidive (TR-traject).

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Door en namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Klager is inmiddels geplaatst in een beperkt beveiligde inrichting (b.b.i.). Indien het TR-traject normaal zou zijn verlopen, zou hij inmiddels in een zeer beperkt beveiligde inrichting (z.b.b.i.) geplaatst zijn. Nu heeft het zeven maanden moeten duren
voordat hij naar een b.b.i. werd overgeplaatst. De directeur heeft aangegeven dat de vertraging zijn oorzaak vindt in ziekte van de rapporteur van de reclassering. Klagers raadsman heeft een veelheid aan brieven aan de inrichting gezonden met het
verzoek om klagers detentiefasering te bespoedigen. Klager heeft daar eigenlijk nooit antwoord op ontvangen. Namens klager worden kopieën van die brieven overgelegd. Klager is van mening dat aan de directeur verweten kan worden dat er niet sneller is
gehandeld. Hij is verantwoordelijk voor het TR-traject. Door niet in te grijpen bij de vertragingen is klager ernstig benadeeld en daardoor heeft hij nu problemen in de zakelijke en de familiaire sfeer. Inmiddels is een en ander al zover dat klager,
gelet op de tijd die hij nog gedetineerd zal zijn, niet meer in aanmerking zal komen voor plaatsing in een z.b.b.i.

De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Op 8 augustus 2006 heeft klager hoger beroep ingesteld tegen het vonnis in eerste aanleg. Op dat moment is het TR-traject in gang gezet. Dat traject kost enige tijd. De inrichting heeft ongeveer zes weken nodig om het dossier van klager te completeren.
Vervolgens wordt het dossier aan betrokken reclasseringsorganisatie gegeven, die een risicoanalyse (RISc) opstelt en aan de hand daarvan een voorstel voor het verdere TR-traject. In beginsel duurt het opstellen van een dergelijk voorstel ongeveer twee
maanden. De reclassering heeft daar in dit geval langer over gedaan. De reden daarvoor was dat de rapporteur ziek is geworden. Namens de directeur is bij de reclassering gerappelleerd toen het langer dan twee maanden duurde. Dat heeft niet geholpen. De
directeur heeft de reclassering (meerdere malen) te kennen gegeven dat het voostel tijdig gedaan moest worden. Vervolgens was de directeur min of meer machteloos. Om klagers detentiefasering te plannen is een voorstel nodig en dat was er niet. Indien
er
geen RISc is afgenomen, kan de inrichting niet positief adviseren over verlofmogelijkheden en dus komt klager ook niet in aanmerking voor overplaatsing naar een minder beveiligde inrichting (met regimaire verlofmogelijkheden). De directeur doet zijn
best om over deze problematiek vaste afspraken te maken met de reclassering. Dat lukt helaas niet steeds.

3. De beoordeling
In beginsel is detentiefasering slechts mogelijk indien de gedetineerde daarvoor in het kader van het TR-traject in aanmerking komt. Eén van de onderdelen van een dergelijk
TR-traject is, dat een erkende reclasseringsinstelling een voorstel opstelt voor dat traject. Onderdeel daarvan is weer een risico-inventarisatie (de zogenaamde RISc-analyse). Deze RISc-analyse wordt uitgevoerd door de betrokken
reclasseringsinstelling.
Hoewel de directeur formeel de verantwoordelijke is voor de uitvoering van het TR-traject, impliceert de hiervoor beschreven gang van zaken dat de directeur bij afhankelijk is van de medewerking van de begeleidende reclasseringsinstelling.
De start van het traject heeft vertraging ondervonden. Die vertraging, hetgeen ter zitting niet is bestreden, is met name te wijten geweest aan de langere tijd die de reclasseringsinstelling nodig heeft gehad om een voorstel op te stellen. Nu voldoende
aannemelijk is dat de directeur meerdere malen heeft geïnformeerd bij de reclasseringsinstelling naar de voortgang van de rapportage en daarbij heeft aangedrongen op een snelle bewerking van het dossier van klager, kan het ontstaan van de vertraging
niet aan de directeur worden toegerekend. Dat maakt dat het beklag ongegrond moet worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.J. van Oostveen, voorzitter, mr. J.P. Balkema en mr. J. Lamens , leden, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 10 april 2007

De voorzitter is buiten staat deze uitspraak mede te ondertekenen.

secretaris

Naar boven