Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 07/0660/GV, 5 april 2007, beroep
Uitspraakdatum:05-04-2007

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 07/660/GV

betreft: [klager] datum: 5 april 2007

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 13 maart 2007 genomen beslissing van de Minister van Justitie (de Minister),

alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Minister in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager om zijn beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Minister heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van algemeen verlof afgewezen.

2. De standpunten
Klager heeft aangevoerd dat zijn verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting ten onrechte is afgewezen. Dit heeft hij als volgt toegelicht. Klager is sinds 9 februari 2007 afgestraft en kan er niets aan doen dat de reclassering nog niet bij
hem
langs is geweest. Alle andere adviezen waren positief. Andere gedetineerden, bij wie de Risc ook nog niet was afgenomen, zijn wel met verlof gegaan. Er staat nergens dat de afname van de Risc een criterium is voor het verlenen van algemeen verlof.
Volgens TULP komt klager met ingang van 9 februari 2007 in aanmerking voor verlof en heeft hij tot zijn v.i.-datum, 15 november 2007, recht op vijf verloven. Klager heeft al eerder met goed gevolg ET gehad. De Risc is nog steeds niet wettelijk
geregeld.

Namens de Minister is de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Klager wordt omschreven als iemand die geen moeite heeft met de regelgeving en hij is vriendelijk, open en correct naar personeel. Hij is niet disciplinair gecorrigeerd. Het verzoek is in de eerste helft van maart 2007 binnengekomen en op 13 maart 2007
is het verzoek behandeld en afgewezen. Reden voor afwijzing is dat de Risc nog niet is afgenomen, waardoor er geen reële inschatting kan worden gemaakt van het recidiverisico tijdens het verlof. Tevens is er nog geen reïntegratieplan opgemaakt. Uit
het
justitieel documentatieregister volgt dat er sprake is van behoorlijk wat recidive. Er kon nog geen aanvang gemaakt worden met eventuele gedragsinterventies, die er op gericht zijn om recidive in de toekomst te voorkomen. Op grond van het bovenstaande
wordt het onverantwoord geacht om klager verlof te verlenen. Het is klager weliswaar niet te verwijten dat de Risc nog niet bij hem is afgenomen, maar verlofverlening is afhankelijk van de uitkomst van de Risc. De termijn tussen het ingaan van de
gevangenisstraf en het niet afnemen van de Risc is nog niet dusdanig lang dat een verlof daardoor niet afgewezen zou kunnen worden.

Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.
De directeur de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Rijnmond te Krimpen aan den IJssel heeft positief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag.
De politie Rijnmond heeft geen bezwaar tegen verlofverlening.

3. De beoordeling
Klager ondergaat een gevangenisstraf van 30 maanden en 10 dagen met aftrek, wegens opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 van de Opiumwet gegeven verbod. De wettelijk vroegst mogelijke v.i.-datum valt op of omstreeks 11 november 2007.
Aansluitend dient hij eventueel vier dagen gijzeling op grond van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften te ondergaan.

Het beroep richt zich tegen de afwijzing van klagers eerste verlofaanvraag. Hij kan in totaal vijf verlofaanvragen indienen.

Klagers eerste verlofaanvraag is afgewezen omdat er nog geen reïntegratieplan is opgesteld. Zijn gedrag in de p.i. is vriendelijk, open en correct en de directeur van de p.i. heeft positief geadviseerd terzake van verlofverlening. De politie Rijnmond
heeft ook geen bezwaar tegen verlofverlening. Vaststaat dat de ontstane vertraging in het afnemen van de Risc niet aan klager kan worden verweten. Door de selectiefunctionaris is tevens als argument voor afwijzing van de verlofaanvraag aangevoerd dat
er
sprake is van aanzienlijke recidive. De aard van deze recidive, voornamelijk alcohol/verkeersdelicten, dan wel de ouderdom van de overige recidive maakt dat de beroepscommissie hierin geen contra-indicatie ziet voor verlofverlening.
De beroepscommissie zal het beroep gegrond verklaren en de bestreden beslissing vernietigen. Aan de Minister zal worden opgedragen om binnen twee weken na ontvangst van de uitspraak een nieuwe beslissing te nemen, met inachtneming van deze uitspraak.
Nu
de rechtsgevolgen van de bestreden beslissing nog ongedaan kunnen worden gemaakt, acht de beroepscommissie geen termen aanwezig voor toekenning van een tegemoetkoming.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond en vernietigt de bestreden beslissing.
Zij draagt de Minister op een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van de uitspraak van de beroepscommissie binnen een termijn van twee weken (na ontvangst).
Zij kent aan klager geen tegemoetkoming toe.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. A.G. Bosch en mr. J.M.M. van Woensel, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 5 april 2007

secretaris voorzitter

Naar boven