Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 06/3315/GV, 31 januari 2007, beroep
Uitspraakdatum:31-01-2007

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 06/3315/GV

betreft: [klager] datum: 31 januari 2007

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 18 december 2006 genomen beslissing van de Minister van Justitie (de Minister),

alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Minister in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager om zijn beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Minister heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van algemeen verlof afgewezen.

2. De standpunten
Klager heeft zijn beroep als volgt toegelicht. Er worden feiten door elkaar gehaald. Vanaf 11 juli 2006 heeft de reclassering het b.s.d. geadviseerd een goed terugkeer traject uit te stippelen. Klager wil graag verder met zijn werk, het opzetten van
een
jongerenplatform ten behoeve van probleemjongeren in de wijk.

Namens de Minister is de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Klager is niet teruggekeerd na een verleend regimair verlof op 31 juli 2003. Hij heeft zich tot zijn aanhouding op 12 april 2006 onttrokken aan zijn detentie. In de tussenliggende periode heeft hij weliswaar samengewerkt met de politie, maar zich
hierbij voorgedaan als zijn broer, althans diens naam gebruikt.

Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.
De directeur van de gevangenis De IJssel heeft positief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag.
De politie Hollands-Midden heeft aangegeven geen bezwaar te hebben tegen verlening van verlof. Daarbij is opgemerkt dat klager niet is teruggekeerd van weekendverlof en veelvuldig de naam van zijn broer heeft gebruikt om uit handen van justitie te
blijven.

3. De beoordeling
Klager ondergaat een gevangenisstraf van vier jaar en zes maanden met aftrek, wegens het plegen van een overval met geweld. De wettelijk vroegst mogelijke v.i.-datum valt op of omstreeks 22 maart 2007. Aansluitend dient hij eventueel een subsidiaire
hechtenis van 19 dagen en 134 dagen gijzeling op grond van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften te ondergaan.

Het beroep richt zich tegen de afwijzing van klagers derde verlofaanvraag. Hij kan in totaal zes verlofaanvragen indienen.

Vast staat dat klager, die wegens het plegen van een ernstig delict een zware straf opgelegd heeft gekregen, zich op 31 juli 2003 heeft onttrokken aan zijn detentie en zich, tot aan zijn aanhouding op 12 april 2006, niet vrijwillig heeft gemeld. Daar
komt bij dat klager weliswaar in de periode van onttrekking regelmatig nauw heeft samengewerkt met de politie, teneinde een jongerenplatform op te zetten, doch dat hij dit ook heeft gedaan met gebruikmaking van de naam van zijn broer. De
beroepscommissie is van oordeel dat voornoemde omstandigheden voldoende contra-indicaties vormen voor verlofverlening en dat deze, ondanks de positieve adviezen, een afwijzing van klagers verlofaanvraag rechtvaardigen. Derhalve kan de beslissing van de
Minister bij afweging van alle in aanmerking komende belangen en gelet op de weigeringsgronden zoals bedoeld in artikel 4 onder a en d van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. A.G. Bosch en mr. J.M.M. van Woensel, leden, in tegenwoordigheid van mr. I. Lispet, secretaris, op 31 januari 2007

secretaris voorzitter

Naar boven