Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 06/3292/TA, 29 maart 2007, beroep
Uitspraakdatum:29-03-2007

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 06/3292/TA

betreft: [klager] datum: 29 maart 2007

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 67 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 8 december 2006 van de beklagcommissie bij de Dr.S. van Mesdagkliniek te Groningen, verder te noemen de inrichting,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

De beroepscommissie heeft het hoofd van voormelde inrichting in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft het niet direct doorverbinden van een inkomend telefoongesprek van klagers ex-echtgenote. Klager stelt dat deze handeling ongepast is en een inbreuk maakt op zijn privacy.

De beklagcommissie heeft klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn beklag op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten
Klager heeft het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt in beroep als volgt toegelicht.
Klager heeft zich per abuis verkeerd uitgedrukt. Klager bedoelde met vrij telefoonverkeer dat hij recht heeft op tien minuten per week bellen. Zijn telefoongesprek is door de afdeling beperkt. Al na één minuut is zijn recht geschonden; klager kon nog
maar negen minuten met haar telefoneren. Klager verwijst naar artikel 38, eerste lid, Bvt en punt 7.3 van de Huisregels. Klager vindt het een inbreuk op zijn privé-sfeer.

Namens het hoofd van de inrichting is daarop geantwoord als tegenover de beklagcommissie.
Voorts wordt aangevoerd dat klager te laat beroep heeft ingesteld. De uitspraak van de beklagcommissie van 8 december 2006 is op 14 december 2006 bij de inrichting ontvangen. Het beroep is volgens de afstempeling op 27 december 2006 bij het
secretariaat
van de Raad binnengekomen.

3. De beoordeling
Klagers beroepschrift is op 27 december 2007 bij het secretariaat van de Raad binnengekomen. Nu het beroepschrift is gedateerd op 18 december 2006 en de poststempel op de envelop als datum 20 december 2006 vermeldt, acht de beroepscommissie het
voorstelbaar dat de vertraagde verzending van het beroepschrift gedurende de feestdagen redelijkerwijs niet voor rekening of risico van klager komt.
De beroepscommissie is van oordeel dat klager in zijn beroep kan worden ontvangen.

In beroep voert klager aan dat hij geen tien minuten met zijn ex-echtgenote heeft kunnen telefoneren en dat daardoor artikel 38, eerste lid, Bvt is geschonden. Dit onderdeel is, zoals blijkt uit de overgelegde stukken, niet eerder door klager in geding
gebracht. Klager kan niet in beroep een nieuwe klacht naar voren brengen. Deze klacht blijft daarom verder buiten beschouwing.

Voor het overige komt de beroepscommissie tot het oordeel dat de beklagcommissie op goede gronden en met juistheid op het beklag heeft beslist.
Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.M. van der Vaart, voorzitter en drs. G.A.M. Mensing en mr. I.E. de Vries, leden, in tegenwoordigheid van mr. S.A.H. de Bruin, secretaris, op 29 maart 2007

secretaris voorzitter

Naar boven