Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 06/2154/TA, 19 maart 2007, beroep
Uitspraakdatum:19-03-2007

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 06/2154/TA

betreft: [klager] datum: 19 maart 2007

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 67 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. F.J. Koningsveld, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 15 augustus 2006 van de beklagcommissie bij de De Pompestichting te Nijmegen, verder te noemen de inrichting,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 26 januari 2007, gehouden in het Forensisch Psychiatrisch Centrum Veldzicht te Balkbrug, zijn gehoord klager, bijgestaan door zijn raadsman mr. F.J. Koningsveld, en namens het hoofd van voormelde tbs-inrichting
[...]

Op grond van de stukken en haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft de intrekking van verlof.

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten
Door en namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Klager zit al geruime tijd in een resocialisatietraject. De informatie waar de inrichting over beschikt is eenzijdig en niet te toetsen. Klager heeft zich niet gerealiseerd dat ook zeer oppervlakkige contacten met vrouwen gemeld moesten worden aan de
kliniek. Volgens klager heeft hij niets verzwegen. Als hij had geweten dat het zo belangrijk was, had hij het wel gezegd.
Klager heeft de zus van een medepatiënt éénmaal, in augustus 2005, in de inrichting gezien. Zij kwam toen op bezoek bij haar broer. Daarna heeft klager tweemaal een sms aan haar gestuurd en heeft hij in januari 2006 éénmaal telefonisch contact met haar
gehad. Klager is eind december 2005 niet bij haar op bezoek geweest in Groningen. Klager wilde geen contact meer met haar. Zij heeft nog wel geprobeerd contact met hem te krijgen.
Gelet op de relatief geringe ernst van het incident en de disproportionaliteit van het gevolg is klager van mening dat de intrekking de toets van de redelijkheid niet kan doorstaan.

Namens het hoofd van de inrichting is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
In het door de inrichting opgestelde verlofplan zijn een aantal voorwaarden en aandachtspunten opgenomen. Normaal gesproken worden de aandachtspunten voor de begeleiding afgeleid uit de delictanalyse. Vanwege de ontkenning van klager van het delict is
dit aspect problematisch. Alle, meer dan incidentele, contacten met vrouwen kunnen delictgerelateerd zijn en dienen zeer nauwlettend gevolgd te worden. Klager moet alle contacten met vrouwen melden bij het behandelteam. Indien klager geen openheid van
zaken geeft en er geen duidelijkheid is over klagers doen en laten volgt opschorting en zelfs intrekking van het verlof.

Er kwamen signalen bij de inrichting dat klager sinds begin 2005 intensieve, relationele contacten onderhield met de zus van een medepatiënt. Klager zou bij haar in Groningen zijn geweest en sex met haar hebben gehad. Deze vrouw en haar moeder hebben
gedetailleerde informatie gegeven. Het is de inrichting bekend dat de betreffende vrouw zeer labiel is.
Nu klager geen openheid heeft gegeven over zijn contacten met vrouwen viel de bodem onder de resocialisatie weg en is klagers verlof ingetrokken. Klager is herhaaldelijk erop gewezen dat hij elk meer dan toevallig contact met een vrouw moet melden.
Klager wist dat zijn verlof aan een dun draadje hing. Het verlof was al eerder ingetrokken wegens het plegen van een winkeldiefstal. Zelfs een geringe schending van de voorwaarden kan intrekking van het verlof rechtvaardigen.

3. De beoordeling
Naar het oordeel van de beroepscommissie heeft de inrichting onvoldoende onderzoek gedaan naar de juistheid van de informatie over de vermeende intensieve relationele contacten tussen klager en de betrokken vrouw. Klager ontkent dat van dergelijke
contacten sprake is geweest. Volgens klager heeft hij alleen twee sms-berichten naar haar verstuurd en éénmaal telefonisch contact met haar gehad.
Gelet op de verstrekkende gevolgen voor klager had een deugdelijk vaststellen van de feiten door de inrichting in de rede gelegen.
Klager heeft verder aangegeven dat hij niet wist dat hij het behandelteam had moeten inlichten over elk min of meer toevallig contact met vrouwen. Naar het oordeel van de beroepscommissie kan in het midden blijven of dat juist is. Bij gebrek aan
andersluidende informatie moet de beroepscommissie uitgaan van de contacten zoals door klager aangegeven.
Naar het oordeel van de beroepscommissie rechtvaardigen dergelijke contacten niet een zo ingrijpende maatregel als door de inrichting genomen.

De beroepscommissie zal het beroep gegrond verklaren.
De beroepscommissie acht geen termen aanwezig om aan klager vanwege de gegrondverklaring van het beroep een tegemoetkoming toe te kennen.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog gegrond.
Zij bepaalt dat klager geen tegemoetkoming toekomt.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit voorzitter: mr. drs. F.A.M. Bakker, dr. F.Koenraadt en mr. I.E. de Vries, leden, in tegenwoordigheid van mr. S.A.H. de Bruin, secretaris, op 19 maart 2007

secretaris voorzitter

Naar boven