Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 07/0566/GV, 4 april 2007, beroep
Uitspraakdatum:04-04-2007

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 07/566/GV

betreft: [klager] datum: 4 april 2007

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 1 maart 2007 genomen beslissing van de Minister van Justitie (de Minister),

alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Minister in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager om zijn beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Minister heeft klagers verzoek tot incidenteel verlof zonder begeleiding afgewezen.

2. De standpunten
Klager heeft aangevoerd dat zijn verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting zonder begeleiding ten onrechte is afgewezen. Dit heeft hij als volgt toegelicht. Het betreft het tweede incidentele verlof van klager. Het eerste verlof is goed
verlopen. Hij wil graag op eigen gelegenheid met verlof, want hij vindt dat belangrijk in het kader van zijn resocialisatie. Klager is niet vluchtgevaarlijk.

Namens de Minister is de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Op 28 februari 2007 werd door de gevangenis Veenhuizen een verzoek gedaan om klager onder begeleiding van de Dienst Vervoer & Ondersteuning (DV&O) een bezoek te laten brengen aan de Stichting Terwille in Groningen. De selectiefunctionaris heeft met dit
verzoek ingestemd en een beslissing genomen waarin is aangegeven dat klager onder toezicht van DV&O het gevraagde bezoek kon afleggen. Klager geeft aan niet tevreden te zijn met dit besluit. Hij wil zonder begeleiding gaan en beroept zich op het feit
dat het eerdere bezoek aan deze instelling goed is verlopen. Dat laatste is juist, maar betekent niet automatisch dat het vervolgbezoek zonder begeleiding moet plaatsvinden. Daarnaast is ook door de inrichting verzocht om een bezoek onder begeleiding.
Het bezoek is namelijk bedoeld om te bekijken of klager na zijn detentie bij de Stichting Terwille kan verblijven en het gaat dus niet om een plaatsing tijdens de detentie. Klager heeft daarnaast nog geen vrijheden genoten. Het Openbaar Minister heeft
in een eerder stadium aangegeven dat men bij een plaatsing in een beperkt beveiligde inrichting (b.b.i.) met vrijheden maatschappelijke onrust vreest. Tenslotte heeft klager bij de indiening van het verzoek niet gevraagd om zonder begeleiding te kunnen
gaan.

Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.
De directeur van de gevangenis Veenhuizen heeft ten aanzien van de verlofaanvraag geadviseerd verlof onder begeleiding te verlenen.
De officier van justitie bij het arrondissementsparket te Almelo heeft aangegeven geen bezwaar te hebben tegen verlof onder begeleiding.

3. De beoordeling
Klager ondergaat een gevangenisstraf van vijf jaren met aftrek, wegens – kortweg – verkrachting en diefstal. Aansluitend dient hij een taakstraf vervangende hechtenis van 92 dagen, een subsidiaire straf van drie dagen en zeven dagen gevangenisstraf op
grond van de Wet Terwee te ondergaan. De wettelijk vroegst mogelijke v.i.-datum valt op of omstreeks 15 oktober 2007.

Op grond van het bepaalde in artikel 21, eerste lid, van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting (van 24 december 1998, nr. 733726/98/DJI) (hierna: de Regeling) kan incidenteel verlof worden verleend voor het bijwonen van gebeurtenissen in de
persoonlijke sfeer van de gedetineerde, waarbij zijn aanwezigheid noodzakelijk is. Op grond van het tweede lid van eerdergenoemd artikel 21 van de Regeling, kan incidenteel verlof indien nodig onder begeleiding of bewaking plaatsvinden.
Het beroep is gericht tegen de voorwaarde van begeleiding door DV&O bij het incidenteel verlof. Die voorwaarde komt de beroepscommissie – gelet op de feiten ter zake waarvan klager is veroordeeld – niet onredelijk voor. Derhalve is de beslissing van de
Minister, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet onredelijk of onbillijk.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. A.G. Bosch en mr. J.M.M. van Woensel, leden, in tegenwoordigheid van mr. L. de Greef, secretaris, op 4 april 2007

secretaris voorzitter

Naar boven