Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 07/0309/GV, 3 april 2007, beroep
Uitspraakdatum:03-04-2007

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 07/309/GV

betreft: [klager] datum: 3 april 2007

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 2 februari 2007 genomen beslissing van de Minister van Justitie (de Minister),

alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Minister in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager en zijn raadsman mr. D. Laheij om het beroep schriftelijk toe te lichten.
Gelet op de stukken heeft de beroepscommissie aanleiding gezien klager ter zitting van 26 maart 2007 te horen in de penitentiaire inrichtingen Amsterdam. Klagers raadsman heeft telefonisch bericht hierbij niet aanwezig te kunnen zijn.
Van het horen is een verslag opgemaakt welk op 29 maart 2007 aan de raadsman van klager en de selectiefunctionaris is gefaxt. De raadsman heeft per fax van gelijke datum gereageerd.
De selectiefunctionaris heeft geen nadere reactie gegeven.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Minister heeft de op 29 januari 2007 ten aanzien van klager verleende toestemming voor algemeen verlof ingetrokken.

2. De standpunten
Klager heeft schriftelijk en ter zitting aangevoerd dat de verleende toestemming voor het tijdelijk verlaten van de inrichting ten onrechte is ingetrokken. Dit heeft hij als volgt toegelicht. Na twee en een half jaar detentie had klager gehoopt zijn
verlof met familie en vrienden door te brengen. Zijn verlof is ingegaan op 2 februari 2007. Hij werd door de vader en het broertje van zijn vriendin bij de inrichting opgehaald. Nadat hij eerst naar de kapper was geweest en een bloemetje had gekocht,
arriveerde hij omstreeks 10.00 uur bij zijn schoonfamilie (verlofadres). Hij is, zoals gebruikelijk, via de achtertuin het verlofadres binnengegaan en trof daar drie politieagenten aan. Klagers vriendin werd meegenomen naar de politieauto. Iedereen in
huis was nogal overstuur. Klager kreeg zijn vriendin niet te spreken, hij liep naar buiten om haar te zien en ving een glimp van haar op toen zij wegreed. Klager heeft een agent uitgelegd dat hij met verlof was. Achteraf is duidelijk geworden dat een
neef verliefd is geworden op klagers vriendin. Dit is uitgekomen de avond vóór klagers verlof en waarschijnlijk thuis besproken, waarop zijn vriendin heeft besloten om op deze wijze te vertrekken. Klager heeft later twee brieven van zijn vriendin
gevonden, waarin zij haar spijt betuigt voor de ontstane situatie. Klager is verbaasd en geschrokken dat zijn verlof op deze wijze is ingetrokken en dat hij later op de dag door de politie is meegenomen. Klager heeft de orde en rust niet verstoord
tijdens zijn verlof. De politie was niet voor klager gekomen of opgeroepen. Hij kon niets doen aan de situatie. Hij heeft tijdens het verlof niet eens zijn moeder gezien. Hij was net twee uurtjes buiten. Hij weet niet wat er zich buiten allemaal
afspeelt. De werkwijze van politie, selectiefunctionaris en de inrichting is niet professioneel.

Waar de politie spreekt van drie mannen wordt gedoeld op klager, de vader en het broertje van zijn vriendin. Klager heeft niets verkeerd gedaan. Klager was wel emotioneel door de situatie en heeft met stemverheffing gesproken. Hij heeft echter niemand
vastgepakt of opzij geduwd. De selectiefunctionaris moet zijn beslissing heel goed motiveren. Hij heeft nog vijf maanden detentie te gaan. Hij is bezig met de toekomst en had gehoopt snel weer terug te keren in de maatschappij en zijn leven op te
bouwen. Hij is bezig met een studie rechten en had graag studiedagen en colleges willen bijwonen. Er is sprake van pesten en discriminatie. Klager kan een volgend verlof bij zijn moeder doorbrengen.
Namens klager is in de aanvullende reactie benadrukt hetgeen klager reeds heeft aangevoerd en voorts aangegeven dat klagers gedrag in de inrichting voorbeeldig is te noemen en de Risc-procedure tot een zeer positief resultaat heeft geleid.

Namens de Minister is de bestreden beslissing als volgt toegelicht. Klager is toegestaan om op 2 februari 2007 de inrichting te verlaten onder voorwaarden. In de loop van de ochtend is de selectiefunctionaris gebeld door de inrichting. De politie had
de
inrichting benaderd omdat er problemen zouden zijn. Uit het schrijven van de politie volgt dat klager zich heeft misdragen ten opzichte van zijn vriendin en ten opzichte van de politie. Verzocht is om klager aan te houden en over te brengen naar de
inrichting. In de loop van de middag is klager teruggebracht naar de inrichting en is de beschikking intrekking verlof aan hem uitgereikt. Uit het proces-verbaal van politie volgt dat klager zich niet heeft gehouden aan de voorwaarden verbonden aan het
verlof. Hij heeft zich ernstig misdragen tijdens verlof en de maatschappelijke orde verstoord.

3. De beoordeling
Klager ondergaat een gevangenisstraf van 4 jaar en zes maanden met aftrek, wegens een levensdelict. De wettelijk vroegst mogelijke v.i.-datum valt op of omstreeks 15 augustus 2007.

Het beroep richt zich tegen de intrekking van klagers verlof.

Uit artikel 18 van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting volgt dat in verband met gewijzigde omstandigheden een reeds verleend algemeen verlof kan worden ingetrokken.
Uit de stukken en het verhandelde ter zitting komt naar voren dat er om een buiten de persoon van klager gelegen reden politie aanwezig was bij de woning van klagers vriendin op het moment dat klager daar kwam om zijn verlof door te brengen. Klager zag
dat zijn vriendin werd weggeleid, zonder dat hij wist wat daarvan de reden was. Vastgesteld kan worden dat er met stemverheffing gesproken is en dat er sprake was van een emotioneel beladen situatie.
Uit het schrijven van de politie Rotterdam-Rijnmond van 2 februari 2007 volgt dat klager tijdens zijn verlof samen met twee andere mannen, zich dreigend heeft opgesteld tegenover de politie en de politie ernstig heeft gehinderd. Zij hebben een
politieambtenaar opzij geduwd. Naar later blijkt waren de drie mannen klager, de vader en het broertje van de vriendin. Klager ontkent de politieambtenaar geduwd te hebben. Wel gaf hij aan naar buiten te zijn gelopen om zijn vriendin nog te kunnen
zien.
De beroepscommissie acht het niet uitgesloten dat hierbij sprake is geweest van aanraking, maar is er op grond van al het vorenstaande niet van overtuigd dat sprake is geweest van dreiging dan wel fysieke hinder door klager. Daarbij is de gehele
situatie klager niet aan te rekenen. Op grond daarvan is de beroepscommissie van oordeel dat de beslissing van de Minister om klagers verlof in te trekken als onredelijk en onbillijk moet worden aangemerkt.
Het beroep zal dan ook gegrond worden verklaard. De Minister zal worden opgedragen een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van de uitspraak van de beroepscommissie binnen een termijn van twee weken na ontvangst van deze uitspraak. Nu de
rechtsgevolgen nog ongedaan te maken zijn, zijn er geen termen voor toekenning van een tegemoetkoming.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond.
Zij draagt de Minister op een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van de uitspraak van de beroepscommissie binnen een termijn van twee weken na ontvangst van deze uitspraak.
Zij bepaalt dat klager geen tegemoetkoming toekomt.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. A.G. Bosch en mr. J.M.M. van Woensel, leden, in tegenwoordigheid van mr. I. Lispet, secretaris, op 3 april 2007

secretaris voorzitter

Naar boven