Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 07/0541/GB, 27 maart 2007, beroep
Uitspraakdatum:27-03-2007

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 07/541/GB

Betreft: [klager] datum: 27 maart 2007

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. H.L.J.M. van Grinsven, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 28 november 2006 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft het bezwaarschrift van klager gericht tegen de beslissing hem te plaatsen in de gevangenis Roermond ongegrond verklaard.

2. De feiten
Klager is sedert 28 december 2005 gedetineerd. Hij verbleef in het huis van bewaring (h.v.b.) De Boschpoort te Breda. Op 27 oktober 2006 is hij geplaatst in de gevangenis Roermond, waar een regime van algehele gemeenschap geldt.

3. De standpunten
3.1. Namens klager is het beroep tegen de bestreden beslissing van de selectiefunctionaris als volgt toegelicht.
Klager is ten onrechte niet geselecteerd voor een zeer beperkt beveiligde inrichting (z.b.b.i.) dan wel voor een beperkt beveiligde inrichting (b.b.i.). Er is geen sprake van een reëel gevaar voor liquidatie. Klager heeft persoonlijke belangen die
maken
dat hij direct dient te worden geplaatst in een (z.)b.b.i.
De selectiefunctionaris gaat nauwelijks gemotiveerd in op de namens klager naar voren gebrachte punten in het bezwaarschrift. Uit de houding van het openbaar ministerie te Breda, de recherche Tilburg en de penitentiaire inrichting Breda blijkt dat er
geen reëel liquidatiegevaar bestaat. Ook wordt niet ingegaan op de persoonlijke omstandigheden van klager. Klager exploiteerde een eenmanszaak en hield zich onder andere bezig met grond- en sloopwerkzaamheden. Het is absoluut noodzakelijk dat klager zo
spoedig mogelijk weer in de gelegenheid wordt gesteld om zijn oude werkzaamheden zo goed mogelijk op te pakken. Dat is enkel mogelijk indien hij geplaatst wordt in een (z.)b.b.i. De selectiefunctionaris geeft niet aan op grond van welke aanwijzingen
hij
tot het oordeel is gekomen dat er sprake is van een reëel en concreet liquidatiegevaar. Als de officier van justitie en de recherche wel tot het oordeel waren gekomen dat er sprake zou zijn van concreet liquidatiegevaar zouden zij wel een onderzoek
naar
een en ander hebben ingesteld en dit ook mee hebben gedeeld aan klagers raadsman of klager en was het verlof in de periode van 16 tot en met 18 oktober 2006 niet doorgegaan. Tijdens dit verlof is er niets gebeurd. Klager heeft zich aan de gemaakte
afspraken gehouden en zich weer gemeld bij de inrichting. Er is geen sprake van dat klager zelf de verantwoordelijkheid neemt voor het verloop van zijn detentie. Hij heeft aangegeven alleen de Staat te exonereren voor in geval er tijdens verlof hem
iets
zou overkomen. Dat is iets heel anders dan het zelf nemen van verantwoordelijkheid voor zijn daden. Of er is sprake van reëel liquidatiegevaar en de Staat onderneemt actie of daar is geen sprake van, hetgeen het geval is en dan dient het beweerdelijke
bestaan ook geen enkele rol te spelen bij een verzoek om plaatsing in een (z.)b.b.i. Er zijn geen contra-indicaties om klager in een (z.)b.b.i. te plaatsen. Plaatsing in een dergelijke inrichting is het meest bevorderlijk voor terugkeer van klager in
de
maatschappij.

3.2. De selectiefunctionaris heeft de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Door de directeur van het h.v.b. De Boschpoort is het selectievoorstel gedaan om klager te plaatsen in een b.b.i. Klager is veroordeeld tot een gevangenisstraf van twee jaar en zijn v.i.-datum is vastgesteld op 20 april 2007. Klager functioneerde goed
in het h.v.b. De Boschpoort en heeft daar een eerste algemeen verlof toegewezen gekregen. De directeur heeft het verlof toegekend vanwege positieve adviezen van het openbaar ministerie en de politie. Ook het GRIP zou geen aanwijzingen hebben dat er
iets
stond te gebeuren met klager. Er is echter wel sprake van een zeer verstoorde contacthouding met twee mannen die klager bedreigen. Het gerucht gaat dat die mannen, onder wie het slachtoffer van het door klager gepleegde misdrijf, het op klager gemunt
hebben. Escalatie wordt niet uitgesloten. Er dreigt wel degelijk gevaar als klager naar buiten gaat. Gezien de maatschappelijke onrust in deze zaak had de directeur het verzoek moeten overdragen aan de Minister. Dit wordt door de directeur ook
toegegeven. Hoewel er tijdens dit verlof geen incidenten zijn voorgevallen, betekent dit niet dat een volgend verlof wederom zonder incidenten zal verlopen. Om die reden is een tweede verzoek om algemeen verlof door de Minister afgewezen. Het advies om
klager over te plaatsen naar een b.b.i. is door de selectiefunctionaris afgewezen. De omstandigheid dat klager de Staat verschoont van eventuele gevolgen van incidenten neemt niet weg dat de maatschappelijke orde ernstig zou worden verstoord indien
verzoeker daadwerkelijk tijdens zijn detentie zou worden geliquideerd. Dit levert een contra-indicatie op voor plaatsing in een b.b.i. Overigens is aan de selectiefunctionaris medegedeeld dat het openbaar ministerie bij een nieuw verzoek om algemeen
verlof negatief zal adviseren.

4. De beoordeling
4.1. De gevangenis Roermond is een gevangenis voor mannen met een regime van algehele gemeenschap en een normaal beveiligingsniveau.

4.2. Uit de bij de stukken gevoegde inrichtingsrapportage blijkt dat twee mannen, onder wie het slachtoffer in de strafzaak waarvoor klager is veroordeeld, klager bedreigen. Gevaar voor escalatie en mogelijk liquidatie van klager is aanwezig indien
aan klager verlof zal worden verleend.
Op grond van het bepaalde in artikel 2 en artikel 3 van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden (hierna de Regeling, nummer 5042803/00/DJI) kunnen – voor zover hier van belang – in een (zeer) beperkt beveiligde inrichting
gedetineerden worden geplaatst die een te verwaarlozen dan wel beperkt maatschappelijk risico vormen. Het bovenstaande maakt dat de op de onder 3.2 genoemde gronden gebaseerde beslissing van de selectiefunctionaris, nu klager voldoet aan de voor de
onder 4.1 genoemde inrichting geldende criteria, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk kan worden aangemerkt.
Klagers stelling dat hij de Minister wil exonereren indien hem iets overkomt tijdens het aan plaatsing in een (z.)b.b.i. verbonden regimaire verlof en het gegeven dat klager eerder abusievelijk verlof is verleend zonder dat dat tot incidenten heeft
geleid, kunnen niet tot een ander oordeel leiden.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.P. Balkema, voorzitter, dr. G.J. Fleers en mr. J.R. Meijeringh, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 27 maart 2007

secretaris voorzitter

Naar boven