nummer: 07/537/GV
betreft: [klager] datum: 26 maart 2007
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van
[...], hierna te noemen klager,
gericht tegen een op 23 februari 2007 genomen beslissing van de Minister van Justitie (de Minister),
alsmede van de onderliggende stukken.
De beroepscommissie heeft de Minister in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager om zijn beroep schriftelijk toe te lichten.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.
1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Minister heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van strafonderbreking verlof afgewezen.
2. De standpunten
Klager heeft aangevoerd dat zijn verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting ten onrechte is afgewezen. Dit heeft hij als volgt toegelicht. Klager is van mening dat het feit dat hij zich eerder aan zijn detentie heeft onttrokken, niet mag
meetellen bij de beoordeling van het onderhavige verzoek. Naar aanleiding van die onttrekkingen mocht hij tot 2005 de inrichting niet meer verlaten. In 2005 heeft hij verlof gehad en van die verloven is hij steeds teruggekeerd. Vanuit de penitentiaire
inrichting Vught is hij overgeplaatst naar een beperkt beveiligde inrichting (b.b.i.). Klager is daarom van mening dat hij voor die onttrekkingen voldoende is bestraft. Nu vraagt hij een strafonderbreking om zakelijke problemen op te kunnen lossen.
Klager moet zijn bedrijf over laten schrijven bij de Kamer van Koophandel en kan dan een schuldenregeling treffen. Het voorbestaan van het bedrijf is van levensbelang voor het onderhoud van zijn echtgenote en kinderen. Klager heeft vier dagen
strafonderbreking nodig en hij wil niet dat zijn vrouw en kinderen hier de dupe van worden. Klager mag momenteel ook geen zakelijk bezoek meer ontvangen in de inrichting
Namens de Minister is de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Klager is tijdens zijn huidige detentie tot twee maal toe niet teruggekeerd van hem verleende vrijheden. Het feit dat hij thans nog gedetineerd is, vindt zijn oorzaak in die onttrekkingen aan zijn detentie. Momenteel krijgt klager éénmaal per twee
weken
zakelijk bezoek en daarbij kan hij zijn zaken regelen. Er is geen aanleiding om hem thans een strafonderbreking te verlenen
Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.
De directeur van de gevangenis De Geerhorst heeft aangegeven dat klager twee maal eerder niet is teruggekeerd na hem verleende vrijheden tijdens de huidige detentie.
3. De beoordeling
Klager ondergaat is thans gedetineerd in verband met een veroordeling tot ontnemen van het wederrechtelijk verkregen voordeel. De duur van de detentie bedraagt vier maanden. Aansluitend dient hij nog diverse vrijheidsstraffen te ondergaan wegens –
kortweg – ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel, schadevergoedingsmaatregelen, eventueel nog een subsidiaire hechtenis en gijzeling op grond van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften. Vooralsnog is de einddatum
van
klagers detentie 1 februari 2010.
De beroepscommissie stelt vast dat klager zich tijdens zijn huidige detentie bij gelegenheid van onderbreking van zijn detentie van 28 mei 2002 tot 21 augustus 2002 heeft onttrokken aan zijn detentie en hij zich vervolgens na een hem verleend regimair
verlof van 6 december 2004 tot 18 november 2006 heeft onttrokken aan zijn detentie.
De beroepscommissie is van oordeel dat deze onttrekkingen een forse contra-indicatie vormen voor het toekennen van verlof dan wel een strafonderbreking. Derhalve moet de beslissing van de Minister, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen
en
gelet op de weigeringsgronden zoals bedoeld in artikel 4 onder a van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting (van 24 december 1998, nr. 733726/98/DJI), niet onredelijk of onbillijk worden geacht.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. A.G. Bosch en mr. J.M.M. van Woensel, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 26 maart 2007.
secretaris voorzitter