nummer: 06/2971/GA en 06/2977/GA
betreft: [klager] datum: 26 maart 2007
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. M. Blom, namens
[...], verder te noemen klager,
en
een bij het secretariaat van de beroepscommissie ingekomen beroepschrift van de directeur van de directeur van de gevangenis De IJssel te Krimpen aan den IJssel,
beide gericht tegen een uitspraak van 7 november 2006 van de beklagcommissie bij de gevangenis De IJssel te Krimpen aan den IJssel,
alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.
Ter zitting van de beroepscommissie van 5 januari 2007, gehouden in de penitentiaire inrichting Amsterdam, zijn gehoord klager, bijgestaan door zijn raadsvrouw mr. M. Blom, en [...], unit-directeur bij voormelde gevangenis.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:
1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft:
a. klagers status van vluchtgevaarlijke gedetineerde;
b. het moeten ondergaan van regelmatige celcontroles tijdens de nacht;
c. regelmatige celcontroles en onderzoek aan lichaam en kleding (visitatie);
d. het niet in aanmerking komen voor het baantje van afdelingsreiniger of schilder; en
e. een ordemaatregel van plaatsing in afzondering in een afzonderingscel voor de duur van zeven dagen wegens onderzoek naar bedreigingen van en gericht tegen klager.
De beklagcommissie heeft klager niet ontvankelijk verklaard in de onderdelen a, c en d van het beklag, het beklag ongegrond verklaard ten aanzien van onderdeel e van het beklag en onderdeel b van het beklag gegrond verklaard. Eén en ander op de gronden
als in de aangehechte uitspraak weergegeven.
2. De standpunten van klager en de directeur
Door en namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Het beroep is niet gericht tegen de niet-ontvankelijkverklaring terzake van onderdeel a van het beklag. Dit onderdeel kan daarom verder buiten beschouwing blijven.
Ten aanzien van onderdeel b van het beklag geldt dat de nachtelijke controles plaatsvinden sinds klager in de Krimpen aan den IJssel verblijft. Klager heeft zijn bezwaren eerst gemeld aan de afdelingshoofden. In augustus 2006 heeft hij formeel beklag
ingediend. Omdat er tussen in- en uitsluiten ook nog een telling plaats vindt, wordt hij feitelijk zes keer per nacht gecontroleerd. Bij de nachtelijke controles wordt, omdat er van buitenaf geen licht in de cel komt, altijd een lamp aangedaan. Klager
wordt van dat licht wakker. Op 22 december 2006 is klager overgeplaatst naar een speciale cel; die cel is speciaal bestemd voor vluchtgevaarlijke gedetineerden. Daar is een en ander beter geregeld. Klager is overigens van mening dat er in het geheel
geen nachtcontroles plaats zouden mogen vinden. De beklagcommissie heeft dat in haar uitspraak voldoende duidelijk uiteengezet. Desondanks heeft de directeur beslist dat er één- tot tweemaal per nacht moet worden gecontroleerd.
Ten aanzien van onderdeel c van het beklag is het volgende aangevoerd. Bij klager vindt gemiddeld één keer per week een celinspectie plaats. Dan wordt hij ook steeds gevisiteerd. Daarnaast vinden er nog visitaties plaats na bezoek. Klager wordt al
sinds
het begin van zijn detentie stelselmatig onderworpen aan celinspecties en de bijbehorende visitaties. Bij klager is nooit contrabande aangetroffen. Hij heeft ook geen detentieverleden, dit is zijn eerste detentie.
Met betrekking tot onderdeel d van het beklag geldt dat klager zich aanmeldde voor een baantje en hem vervolgens werd medegedeeld dat hij daarvoor niet in aanmerking kwam. Inmiddels heeft hij wel een baantje als afdelingsreiniger.
Ten aanzien van onderdeel e van het beklag geldt dat klagers rol in het voorval te vaag is om de onderhavige ordemaatregel te rechtvaardigen. Onduidelijk is waarom hij in afzondering is geplaatst. De door de directeur aangevoerde gronden worden
betwist.
In klagers geval is onvoldoende geconcretiseerd waarom hij in afzondering is geplaatst. Het had meer voor de hand gelegen om andere – wel betrokken – gedetineerden in afzondering te plaatsen. Klager is van mening dat hij op zijn minst genomen in de
gelegenheid had moeten worden gesteld om zelf zijn eigendommen in te pakken alvorens overgeplaatst te worden naar een andere afdeling. Die andere gedetineerden mochten dat immers ook.
De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
De directeur heeft beroep ingesteld tegen de uitspraak van de beklagcommissie met betrekking tot onderdeel b van het beklag. Redenen daarvoor zijn de volgende. De periode waarbinnen de aanwezigheidscontroles worden gehouden valt tussen 17.00 uur en
07.45 uur. Dit is de periode tussen het insluiten en het de volgende morgen weer uitsluiten. Dat is dus iets ruimer dan alleen tijdens de voor de nachtrust bestemde uren. In die periode vinden één tot vijf controles per nacht plaats. De bedoeling is
dat
de dienstdoende personeelsleden in die periode visueel klagers aanwezigheid controleren. In de instructie is aangegeven dat zij het aantal controles, binnen de door de directeur vermelde grenzen, naar eigen inzicht kunnen houden. Die controle geschiedt
visueel door het luikje in de deur te openen en te kijken of klager daadwerkelijk in zijn cel aanwezig is. Daarbij wordt dan het nachtlampje aangemaakt. Indien er bij het controlerend personeel twijfel is over de aanwezigheid, zal men gebruik maken van
een zaklamp. Met betrekking tot het feitelijke aantal controles per nacht wordt geen registratie of logboek bijgehouden. De directeur kan daarom geen exacte aantallen geven. Op dit moment wordt, naar aanleiding van deze zaak, bezien of een dergelijke
registratie moet en kan plaatsvinden.
Ten aanzien van onderdeel c van het beklag heeft de directeur het volgende aangevoerd. Er worden in de inrichting een aantal verschillende vormen van celinspectie gehouden. Zo is er de dagelijkse inspectie, waarbij met name wordt rondgekeken in de cel.
Daarnaast krijgt klager net als iedere andere gedetineerde te maken met de speciale celinspectie. Bij die inspectie wordt hij ook gevisiteerd. Gelet op klagers status van vluchtgevaarlijke gedetineerde, wordt hij éénmaal per maand extra gevisiteerd. De
celinspecties geschieden op basis van celnummer. Op grond van de in de inrichting gebezigde systematiek zal klager op jaarbasis maximaal 18 celinspecties – met visitatie – hebben moeten ondergaan. Een en ander staat geregistreerd, desgewenst kan de
directeur het exacte aantal nagaan.
Ten aanzien van onderdeel d heeft de directeur aangevoerd dat gedetineerden met status vluchtgevaarlijk in beginsel niet alle in de inrichting voorhanden baantjes mogen verrichten. In klagers geval ging het om het baantje van afdelingsreiniger. Dat is
op zich niet verboden. De directeur is daarom van mening dat dit onderdeel van het beklag alsnog gegrond kan worden verklaard.
Ten aanzien van onderdeel e van het beklag is door de directeur nog aangevoerd dat er toen in het totaal aan zes gedetineerden een ordemaatregel is opgelegd. Klager heeft één en ander bij het afdelingshoofd aangekaart. Op grond van dat verhaal zijn
andere gedetineerden gehoord en daaruit kwam naar voren dat klagers verhaal niet het juiste hoefde te zijn. Er is sprake geweest van bedreigingen in de richting van klager. Voor de directeur was daarom toen van belang dat de rust op de afdeling
terugkeerde. Daarom zijn de eerder genoemde gedetineerden in afzondering geplaatst. Besloten is een aantal gedetineerden uit elkaar te plaatsen. Besloten is klager over te plaatsen naar de H-afdeling. Omdat dit – één en ander gebeurde vlak voor het
weekeinde – niet meteen gerealiseerd kon worden heeft hij tot het moment van overplaatsing, op dinsdagochtend, in de afzonderingscel verbleven.
3. De beoordeling
Ten aanzien van onderdeel a van het beklag:
Nu klager heeft aangevoerd dat het namens hem terzake van onderdeel a ingestelde beroep niet wordt gehandhaafd, kan dit onderdeel van het beklag in beroep verder onbesproken blijven.
Ten aanzien van het beroep van de directeur (onderdeel b van het beklag):
Ter zitting van de beroepscommissie is door de directeur aangegeven dat klager – tot het moment waarop de beklagcommissie op het beklag heeft beslist – maximaal vijfmaal per nacht (waarbij is bedoeld de periode tussen 17.00 uur en 07.45 uur) werd
onderworpen aan een controle op zijn aanwezigheid in zijn verblijfsruimte. Bij gelegenheid van die controle werd dan de nachtverlichting aangemaakt en wanneer daartoe aanleiding bestond met een zaklamp (gericht) geschenen in klagers verblijfsruimte.
Gelet op hetgeen door de directeur en klager ter zitting naar voren is gebracht, is niet onaannemelijk dat die controles daadwerkelijk vijf maal per nacht hebben plaats gevonden. De directeur heeft aangegeven dat aan het dienstdoend personeel de
opdracht is gegeven één- tot vijfmaal per nacht te controleren, maar dat van de feitelijke controlemomenten geen registratie plaatsvindt. Gelet daarop is niet onaannemelijk dat die controles in een aaneengesloten periode daadwerkelijk vijf maal per
nacht hebben plaats gevonden, hetgeen door de beroepscommissie onredelijk wordt geacht. Dat maakt dat hetgeen in beroep naar voren is gebracht – voor zover een en ander is komen vast te staan – niet kan leiden tot een andere beslissing dan die van de
beklagcommissie. Het beroep van de directeur zal daarom ongegrond worden verklaard, met bevestiging – in zoverre – van de uitspraak van de beklagcommissie.
Ten aanzien van onderdeel c van het beklag:
Het beklag wordt geacht te zijn gericht tegen de speciale celinspecties en de daarbij behorende visitaties. De beslissing(en) om bij klager deze celinspecties en visitaties door te voeren zijn beslissingen van de directeur als bedoeld in artikel 60,
eerste lid, van de Pbw. Klager had mitsdien moeten worden ontvangen in zijn beklag. De uitspraak van de beklagcommissie kan daarom in zoverre niet in stand blijven en klager moet alsnog ontvankelijk worden verklaard in dit onderdeel van het beklag. Ten
aanzien van dat beklag geldt dat de beroepscommissie geen aanleiding ziet om hetgeen door de directeur met betrekking tot het aantal celinspecties en de daarmee verbonden visitatiemomenten naar voren is gebracht niet aannemelijk te achten. Weliswaar
zou
het wenselijk zijn indien door de directeur een registratie wordt bijgehouden van celinspectie- en visitatiemomenten, maar het ontbreken daarvan kan, mede nu klager zijn stelling dat hij iedere week een celinspectie en een visitatie diende te ondergaan
niet nader feitelijk heeft onderbouwd, niet leiden tot een andere uitspraak dan die van de beklagcommissie. Dit onderdeel van het beklag zal daarom ongegrond worden verklaard.
Ten aanzien van onderdeel d van het beklag:
Aangezien vaststaat dat aan klager namens de directeur een baantje is geweigerd, is het daartegen gerichte beklag ontvankelijk. Nu de directeur heeft aangegeven dat de beslissing om aan klager niet toe te staan om het baantje van afdelingsreiniger te
verrichtten, onjuist is en dat dit onderdeel van het beklag gegrond moet worden verklaard, zal de beroepscommissie dit onderdeel van het beklag alsnog gegrond verklaren.
Ten aanzien van onderdeel e van het beklag:
Hetgeen in beroep is aangevoerd kan – voor zover één en ander is komen vast te staan – niet leiden tot een andere beslissing dan die van de beklagcommissie. Dit onderdeel van het beroep – en het beklag – zal daarom ongegrond worden verklaard.
Ten aanzien van de onderdelen b en d van het beklag geldt nog het volgende. De beroepscommissie acht, nu de gevolgen van de betreffende beslissingen niet meer ongedaan gemaakt kunnen worden, termen aanwezig om aan klager een financiële tegemoetkoming
toe te kennen. Zij zal de hoogte van die tegemoetkoming vaststellen op € 100,=.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep van de directeur ten aanzien van onderdeel b van het beklag, alsook het beroep van klager ten aanzien van onderdeel e van het beklag ongegrond en bevestigt in zoverre de uitspraak van de beklagcommissie.
Zij vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie ten aanzien van de onderdeel c van het beklag, verklaart klager daarin alsnog ontvankelijk maar verklaart dit beklag ongegrond.
Zij verklaart het beroep van klager ten aanzien van onderdeel d van het beklag gegrond, vernietigt in zoverre de uitspraak van de beklagcommissie, verklaart klager alsnog ontvankelijk in zijn beklag en verklaart dit beklag alsnog gegrond.
Zij bepaalt dat aan klager terzake van de onderdelen b en d van het beklag een tegemoetkoming toekomt van € 100,=.
Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. P.C. Vegter, voorzitter, dr. M. Kooyman en mr. C.A.M. Schaap-Meulemeester, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 26 maart 2007
secretaris voorzitter