Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 06/3255/GB, 28 februari 2007, beroep
Uitspraakdatum:28-02-2007

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 06/3255/GB

Betreft: [klager] datum: 28 februari 2007

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 12 december 2006 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de beslissing waarvan beroep.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft klagers verzoek tot overplaatsing naar een zeer beperkt beveiligde inrichting (z.b.b.i.) met aansluitend deelname aan een penitentiair programma (p.p.) afgewezen.

2. De feiten
2.1. Klager is sedert 29 september 2006 gedetineerd. Hij verbleef in het huis van bewaring Tilburg. Op 23 mei 2006 is hij geplaatst in de beperkt beveiligde inrichting Maashegge te Overloon, waar een regime van algehele gemeenschap geldt.

2.2. Klager ondergaat een gevangenisstraf van zes maanden met aftrek. De tenuitvoerlegging van deze straf is aangevangen op 29 september 2006 en eindigt op 28 maart 2007. Aansluitend dient hij vervangende hechtenis voor de duur van 56 dagen te
ondergaan.

3. De standpunten
3.1. Door klager is het beroep tegen de afwijzing van het verzoek tot plaatsing in een z.b.b.i. met aansluitende deelname aan een p.p. als volgt toegelicht.
Klager is van mening dat de omstandigheid dat hij een vervangende hechtenis moet ondergaan, niet in de weg mag staan aan deelname aan een p.p. Gedetineerden die op grond van een bevel tot tenuitvoerlegging van een voorwaardelijke gevangenisstraf
(t.u.l.) in detentie verblijven, mogen immers wel doorfaseren. Klager is van mening dat een detentie naar aanleiding van het niet uitvoeren van een taakstraf moet worden gezien als detentie naar aanleiding van een t.u.l.

3.2. De selectiefunctionaris heeft de afwijzing van genoemd verzoek als volgt toegelicht.
Klager werd door de b.b.i. Maashegge voorgesteld voor doorplaatsing naar een z.b.b.i, voorafgaand aan plaatsing in een p.p. Klager komt, gelet op de duur van de aan hem opgelegde detentie, op 13 april 2007 in aanmerking voor plaatsing in een basis p.p.
Omdat klager op dat moment enkel nog gedetineerd is inzake een taakstrafvervangende hechtenis, komt klager volgens de selectiefunctionaris niet in aanmerking voor deelname aan een p.p. Het karakter van die vrijheidsbeneming verenigt zich daar niet mee.
Klager heeft immers de gelegenheid gehad om de hem opgelegde straf te ondergaan buiten een penitentiaire inrichting door het verrichten van een werkstraf. Een en ander maakt dat klager enkel in aanmerking komt voor doorplaatsing naar een z.b.b.i.
(vanaf
3 maart 2007).

4. De beoordeling
4.1. In artikel 4 van de Pbw en de artikelen 7 en 9 van de Penitentiaire maatregel (Pm) zijn de voorwaarden van het p.p. opgenomen waaraan het programma en de gedetineerde moeten voldoen.

4.2. In het kader van de detentiefasering kan klager in beginsel vanaf 13 april 2007 in aanmerking kunnen komen voor deelname aan een p.p.
Artikel 4, eerste lid, van de Pbw bepaalt dat een p.p. een samenstel van activiteiten is, waaraan wordt deelgenomen door personen ter verdere tenuitvoerlegging van de aan hen opgelegde vrijheidsstraf of voorlopige hechtenis. In artikel 1, aanhef en
onder s, van de Pbw is bepaald dat onder vrijheidsstraf moet worden verstaan, gevangenisstraf, (vervangende) hechtenis, militaire detentie en (vervangende) jeugddetentie. Klager ondergaat thans een straf van (vervangende) hechtenis, hem opgelegd in
verband met het niet deelnemen aan een eerder opgelegde taakstraf. De wet sluit het toepassen van een p.p. in het geval van tenuitvoerlegging van vervangende hechtenis, ook indien die plaatsvindt wegens het niet deelnemen aan een taakstraf, niet uit.

4.3. De bestreden beslissing zal daarom worden vernietigd en aan de selectiefunctionaris zal worden opgedragen een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van deze uitspraak binnen een termijn van twee weken na ontvangst daarvan.
De beroepscommissie acht geen termen aanwezig voor het toekennen van een tegemoetkoming, nu de rechtsgevolgen van de bestreden beslissing ongedaan zijn te maken.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond en vernietigt de bestreden beslissing en draagt de selectiefunctionaris op een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van haar uitspraak. binnen een termijn van twee weken na ontvangst daarvan.
Zij kent klager geen tegemoetkoming toe.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.P. Balkema, voorzitter, dr. G.J. Fleers en mr. J.R. Meijeringh, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 28 februari 2007

secretaris voorzitter

Naar boven