Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 06/3273/GB, 2 maart 2007, beroep
Uitspraakdatum:02-03-2007

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 06/3273/GB

Betreft: [klager] datum: 2 maart 2007

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. S. Dôgan, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 15 december 2006 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft het bezwaarschrift van klager gericht tegen de beslissing hem niet in aanmerking te laten komen voor een stapeltraject van plaatsing in een zeer beperkt beveiligde inrichting (z.b.b.i.), gevolgd door deelname aan een
penitentiair programma met elektronisch toezicht (p.p./e.t.).

2. De feiten
Klager is sedert 18 juni 1996 gedetineerd. Hij verbleef (onder meer) de gevangenis De IJssel te Krimpen aan den IJssel. Op 27 december 2004 is hij overgeplaatst naar de gevangenis van de locatie Dordtse Poorten te Dordrecht, waar een regime van
algehele gemeenschap geldt.

3. De standpunten
3.1. Door en namens klager is het beroep tegen de bestreden beslissing van de selectiefunctionaris als volgt toegelicht.
Klager verblijft inmiddels ruim tieneneenhalf jaar in detentie. Daarvan heeft hij vier jaar in de e.b.i. te Vught doorgebracht. Gedurende die (lange) periode heeft hij nooit problemen veroorzaakt dan wel ondervonden. Er zijn met betrekking tot klagers
deelname aan een z.b.b.i.-p.p/e.t. traject positieve rapportages van de reclassering, de inrichting en de politie. Alleen de advocaat-generaal adviseert negatief. Daarbij geldt nog dat dit advies eerder wel positief was. Dat negatieve advies heeft
klager verbaasd. Klager is van mening dat de CIE-informatie, die ten grondslag ligt aan het negatieve advies en aan de negatieve beslissing, geen reden voor die afwijzing had mogen zijn. De betreffende CIE-informatie is immers onvolledig. Er wordt niet
aangegeven wanneer deze is verkregen, door wie de informatie is verstrekt en welke persoon het betreft. Daar komt nog bij dat de betreffende informatie niet aan de verdediging is verstrekt. Niet kan daarom de betrouwbaarheid van die informatie worden
gecontroleerd. Aan klager wordt een verantwoorde terugkeer in de maatschappij op deze wijze onmogelijk gemaakt. Klager vraagt zich overigens af waarom hij, indien die CIE-informatie betrouwbaar en correct zou zijn, niet daarvoor is aangehouden.
Kennelijk is de enkele CIE-informatie daarvoor onvoldoende. Dan is het vreemd dat die enkele CIE-informatie wel voldoende zou zijn voor de bestreden afwijzing.

3.2. De selectiefunctionaris heeft de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Op basis van het negatieve advies van de advocaat-generaal bij het ressortsparket ’s-Gravenhage, is negatief beslist ten aanzien van de plaatsing van klager in een z.b.b.i.-p.p./e.t. traject. Dat negatieve advies, dat op actualiteit, betrouwbaarheid en
concreetheid is getoetst door de Landelijk Officier van Justitie, is gegrond op het reële gevaar voor verstoring van de openbare orde dan wel het plegen van strafbare feiten door klager, indien aan hem vrijheden worden verleend. Er is in de tweede
helft
van 2006 informatie binnengekomen dat klager een ander persoon helemaal zat is en zich uitgelaten heeft deze persoon op te ruimen. Een en ander zou te maken hebben met een conflict over verdovende middelen. De advocaat-generaal is daarom van mening dat
aan klager tot nader bericht op geen enkele wijze verlof mag worden verleend.

3.3. De beoordeling
De op de onder 3.2 genoemde gronden gebaseerde beslissing van de selectiefunctionaris wordt, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet onredelijk of onbillijk geacht.
Hierbij is in aanmerking genomen dat de selectiefunctionaris heeft kunnen oordelen dat hetgeen is vermeld in het proces-verbaal van de politie Rotterdam Rijnmond (CIE) van 18 oktober 2006 met nummer 539/2008, zulks gelezen in verband met hetgeen in het
rapport van het Gedetineerden recherche informatiepunt (Grip) van 4 december 2006 met nummer 2006-12-0145, staat vermeld, in de weg staat aan plaatsing van klager in een inrichting met (zeer) beperkte beveiliging. Het beroep zal daarom ongegrond worden
verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.P. Balkema, voorzitter, dr. G.J. Fleers en mr. J.R. Meijeringh, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 2 maart 2007

secretaris voorzitter

Naar boven