Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 06/2757/GA, 12 maart 2007, beroep
Uitspraakdatum:12-03-2007

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 06/2757/GA

betreft: [klager] datum: 12 maart 2007

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

de directeur van de penitentiaire inrichting (p.i.) Vught,

gericht tegen een uitspraak van 23 oktober 2006 van de beklagcommissie bij voormelde p.i., gegeven op een klacht van [...], verder te noemen klager,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 23 februari 2007, gehouden in de p.i. Vught, is [...], unit-directeur bij voormelde p.i., gehoord.
Hoewel klager, die zich inmiddels in vrijheid bevindt, op behoorlijke wijze was opgeroepen, is hij niet ter zitting verschenen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft een disciplinaire straf van vier dagen opsluiting in een strafcel, wegens het weigeren om opdrachten van het personeel uit te voeren en het doen van als bedreigend ervaren uitspraken naar het personeel; daarnaast is daarbij de
tenuitvoerlegging bevolen van een eerder voorwaardelijk opgelegde disciplinaire straf van vier dagen opsluiting in een strafcel, zulks wegens agressief gedrag naar een medegedetineerde.

De beklagcommissie heeft voor zover thans van belang het beklag gegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van de directeur en klager
De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
De beklagcommissie heeft in haar uitspraak aangegeven dat de door klager geuite bewoordingen objectief gezien niet bedreigend zouden zijn. Die bewoordingen, het “weet je wel wie ik ben”, zijn door het personeelslid wel als bedreigend opgevat. Binnen de
inrichtingen wordt dit soort opmerkingen vaker gemaakt en zijn dan veelal als bedreiging bedoeld.

Klager heeft zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagcommissie, in beroep niet toegelicht.

3. De beoordeling
Blijkens het opgemaakte verslag van 6 september 2006, met nummer 276, heeft klager op die dag geweigerd de hem opgedragen opdrachten uit te voeren. Daarnaast heeft klager toen een uitspraak gedaan die door het betreffende personeelslid als bedreigend
werd ervaren. Hoewel de beroepscommissie de door klager geuite bewoordingen, te weten: “Weet je wel wie ik ben”, op zich niet ernstig bedreigend acht, wil zij op grond van de toelichting van de directeur aannemen dat een dergelijke tekst in de praktijk
van alle dag wel als bedreigend kan overkomen. Gelet op het vorenstaande is de beslissing van de directeur om aan klager – bij afweging van alle in aanmerking komende belangen – voor die gedragingen de bestreden disciplinaire straf op te leggen, niet
onredelijk of onbillijk. Nu de feiten die hebben geleid tot de oplegging van die disciplinaire straf werden gepleegd tijdens de proeftijd van een eerder voorwaardelijk opgelegde disciplinaire straf, en die eerdere disciplinaire straf was opgelegd naar
aanleiding van een aan agressief gedrag gerelateerd feit, is ook de beslissing om de tenuitvoerlegging van die voorwaardelijk opgelegde disciplinaire straf te gelasten, niet onredelijk of onbillijk.
Gelet hierop kan de uitspraak van de beklagcommissie niet in stand blijven en dient het beklag alsnog ongegrond te worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog ongegrond.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.J. van Oostveen, voorzitter, mr. M.A.G. Rutten en mr. J.W.P. Verheugt, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 12 maart 2007

secretaris voorzitter

Naar boven