Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 06/2118/TB, 12 maart 2007, beroep
Uitspraakdatum:12-03-2007

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 06/2118/TB

betreft: [klager] datum: 12 maart 2007

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. I. de Vos, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een beslissing van 29 juni 2006 van de Minister van Justitie, verder te noemen de Minister,

alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

Ter zitting van de beroepscommissie van 19 december 2006, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Amsterdam, zijn gehoord klager, bijgestaan door zijn raadsman mr. I. de Vos, en namens de Minister [...] en mr. W.B. Gaasbeek, en op verzoek van de
Minister als getuige-deskundige, [...], behandelcoördinator bij de longstayvoorziening van de Pompekliniek.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Minister heeft beslist klager te plaatsen in een longstayvoorziening van de Prof. Mr. W.P.J. Pompekliniek (De Corridor) te Zeeland (hierna: de Pompekliniek).

2. De feiten
Klager is bij onherroepelijke uitspraak van 23 februari 1996 veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van twee jaar met aftrek en ter beschikking gesteld (tbs) met bevel tot verpleging van overheidswege. Klager is vijftien maal eerder
veroordeeld voor vermogens- en gewelddelicten. Klagers tbs is op 24 februari 1997 aangevangen. Op 30 juli 1997 is hij geplaatst in tbs-kliniek De Kijvelanden (hierna: De Kijvelanden). Op 27 maart 2002 is klager overgeplaatst naar FPK De Meren te
Amsterdam (hierna: De Meren). Deze inrichting heeft klager op 5 januari 2005 aangemeld voor plaatsing op een longstayafdeling. Bij advies van 24 juni 2005 van de Landelijke Adviescommissie Plaatsing (LAP) is aangegeven dat de behandelaar ten aanzien
van
klager in alle redelijkheid tot de longstayindicatie heeft kunnen komen. Op 29 november 2005 heeft de Minister beslist klager in de longstayvoorziening van de Pompekliniek te plaatsen. Op 15 februari 2006 is de plaatsing gerealiseerd. Het door klager
ingediende beroep tegen de longstayplaatsing is op 29 mei 2006 door de beroepscommissie gegrond verklaard op de grond – kortgezegd - dat de Minister niet tijdig stukken en een verweerschrift heeft ingediend. De Minister is hierbij opgedragen een nieuwe
beslissing te nemen. Op 29 juni 2006 is klager gehoord omtrent de door de Minister nieuw te nemen beslissing. Op 29 juni 2006 heeft de Minister andermaal beslist klager te plaatsen in de longstayvoorziening van de Pompekliniek.

3. De standpunten
Door en namens klager is het beroep als volgt toegelicht.

Klager handhaaft de bezwaren die hij in zijn beroepschrift tegen de eerste beslissing tot longstayplaatsing naar voren heeft gebracht. De indruk bestaat dat klager beter kan gedijen in een gewoon psychiatrisch ziekenhuis. Die indruk lijkt bevestigd te
worden door de staf van de Pompekliniek. Klager verzoekt de beroepscommissie alvorens een eindbeslissing te nemen een onafhankelijk advies aan te vragen door twee door de FPD Den Bosch aan te wijzen deskundigen, dan wel door het PBC. Ook de
behandelcoördinator van de Pompekliniek acht het van belang aanvullend onafhankelijk onderzoek te verrichten naar de risico’s teneinde de (door)plaatsingsmogelijkheden beter te kunnen beoordelen. De behandelcoördinator constateert dat er kennelijk
verschillen van inzicht bestaan over de consequenties van de geconstateerde diagnostiek, waardoor er twijfel kan bestaan over de juistheid van de longstayindicatie. Klager heeft verzocht de betreffende behandelcoördinator, [...], op te roepen als
getuige-deskundige voor de mondelinge behandeling van het beroep.

Klager meent dat vooraleer plaatsing in een longstayvoorziening kan worden overwogen, sprake moet zijn van twee mislukte behandelingen. Klager heeft enige tijd in De Kijvelanden verbleven en is van hieruit overgeplaatst naar De Meren op grond van een
woon-proefverlof. Er was mitsdien formeel gesproken sprake van een aanmerkelijke verbetering. Er kan derhalve niet worden gesproken van een mislukte behandeling in De Kijvelanden.
Wat betreft de psychische conditie van klager is er sprake van een opwaartse lijn. Na april 2004 is er geen sprake meer van enig gewelddadig optreden van klager in de inrichting. Klager werkt mee aan de (medicamenteuze) behandeling. De medicatie slaat
ook aan. Er bestaat nog wel enige onrust, wat mede wordt veroorzaakt doordat klager angstig is voor de toekomst en hij een leven achter muren zal moeten leiden. Klager hoopt nog steeds op een plaatsing in een beschermde woonomgeving. Klager meent dat
de
ontwikkeling in zijn ziektebeeld meer aanleiding geeft voor een plaatsing in een gewoon psychiatrisch ziekenhuis. Een plaatsing in een psychiatrisch ziekenhuis is gemakkelijk te realiseren. Daar zal klager tot zijn recht komen.

Klager gedijt niet goed in De Corridor. Klager heeft tot nu toe veel therapieën gevolgd. Als hij de koran aanraakt, gaat het verkeerd. Klager is het er niet mee eens dat De Meren niet verder wil met de behandeling. Klager wil niet in een longstay
geplaatst worden. Klager doet in De Corridor behalve aan wat sporten helemaal niets.

Namens de Minister is de bestreden beslissing als volgt toegelicht.

Met inachtneming van de eisen van artikel 11 Bvt is naar huidige inzichten ter beoordeling van de noodzaak tot en wenselijkheid van plaatsing in een longstayvoorziening bepaald dat elke aanvraag voor een longstayindicatie van het hoofd van de
inrichting
moet voldoen aan het uitgangspunt dat het behandeltraject niet heeft geresulteerd in een substantiële vermindering van het delictgevaar en de op verandering gerichte behandelingsprognose ongunstig is. De Minister laat zich, alvorens een besluit tot
plaatsing in een longstayvoorziening te nemen, adviseren door middel van een onafhankelijk onderzoek dat wordt uitgevoerd door de LAP. De LAP bestaat uit een multidisciplinair team van onafhankelijke deskundigen, dat onderzoekt of het hoofd van de
inrichting, gelet op diens verantwoording in de aanmelding van de longstaykandidaat, in alle redelijkheid en met inachtneming van eisen die in professionele zin aan de indicatiestelling gesteld moeten worden, tot de longstayindicatie heeft kunnen
komen.
De langdurige en intensieve klinische observaties die de basis vormen voor de indicatiestelling door de opeenvolgende behandelaars geven een breder beeld van het werkelijke behandelverloop dan een incidentele klinische observatie zou kunnen doen. In
geval de LAP in de stukken over het behandelverloop aanleiding ziet tot nadere kennismaking met de longstaykandidaat, kan zij ertoe overgaan deze te bezoeken.

De aanleiding klager te plaatsen in De Meren was de omstandigheid dat zijn behandeling in De Kijvelanden zich in een impasse bevond. Deze plaatsing is vorm gegeven door een woon-proefverlof omdat De Meren ten tijde van de overplaatsing van klager nog
geen erkenning had als tbs-inrichting. Uit de aanmelding voor longstayplaatsing van De Meren van 5 januari 2005 blijkt dat medio 2004 het behandelplan van klager is omgezet in een verblijfsplan. De inrichting constateert dat het verlagen van de
behandeldruk tot een gunstig effect heeft geleid. Klager werd namelijk rustiger. Tevens stelt de inrichting vast dat het maximaal haalbare niveau van stabilisatie is bereikt. Deze conclusies zijn door de LAP onderschreven. Uit de uitgevoerde
risicotaxaties komt naar voren dat klager hoog scoort op vrijwel alle historische en klinische items. Het risico op herhaling wordt groot geacht indien klager niet in een gesloten klinische setting verblijft waarin voldoende externe structuur en steun
wordt geboden.
Op grond van de voorhanden informatie is het niet noodzakelijk de huidige plaatsing opnieuw te laten beoordelen door de FPD of het PBC. Er is al een onafhankelijk advies van de LAP voorhanden. De Pompekliniek wees op de noodzaak van een risicotaxatie
en
een bevestiging van de longstayindicatie. De Pompekliniek kan haar inzichten met de Minister bespreken.

De behandeling van klager wordt gekenmerkt door verschillende incidenten, waarbij hij herhaaldelijk is gesepareerd. Uit de verschillende rapportages met betrekking tot de behandeling van klager blijkt dat zijn behandeling geen of weinig resultaat heeft
gehad. Er is sprake van een vicieuze cirkel.
Na een aanvankelijke positieve ontwikkeling in De Kijvelanden werd in augustus 2001 geconcludeerd dat de behandeling van klager in een impasse is geraakt. Het verblijf in De Kijvelanden wordt overschaduwd door talrijke incidenten, waarbij de gebrekkige
impulscontrole van klager de overhand heeft getoond. Klager blijkt in het proces van aanvaarding van zijn ziekte weinig of geen vorderingen te hebben gemaakt. Klager is aangeboden voor overplaatsing naar De Meren, nu een opname in een psychiatrische
voorziening wellicht de gewenste omkering van de behandeling van klager zou kunnen inhouden. Het eerder overwogen Delta Psychiatrisch Ziekenhuis beschikte niet over de vereiste toegesneden behandelfaciliteiten. In De Meren vertoont de behandeling van
klager vrijwel hetzelfde beeld als in De Kijvelanden. Er vinden enkele ernstige incidenten plaats. Nadat het toestandsbeeld van klager enigszins was gestabiliseerd, heeft De Meren in april 2003 begeleid verlof aangevraagd. Daardoor neemt de druk op
klager echter weer toe. Hij blijkt niet met de begeleide vrijheden om te kunnen gaan en uiteindelijk vindt weer een agressief incident plaats.
Op verzoek van de rechtbank Amsterdam is in het kader van de verlenging van de tbs-maatregel een rapport uitgebracht door twee onafhankelijk deskundigen over de mogelijkheid tot plaatsing van klager in de reguliere geestelijke gezondheidszorg en het
mogelijke recidivegevaar. In dit rapport wordt eveneens geconstateerd dat na vele jaren van behandeling de stoornis nog altijd onverminderd aanwezig is. Plaatsing in een reguliere GGZ-instelling is geen optie.

In de aanvullende informatie van 28 juni 2006 van de Pompekliniek stelt de Pompekliniek zich achter de longstay-indicatie. Wel wenst de Pompekliniek, mede gelet op de rapportage van 17 april 2006, een hernieuwde risicotaxatie uit te voeren. In de
betreffende rapportage wordt het accent gelegd op de persoonlijkheidsproblematiek terwijl de behandelingsinspanningen kennelijk gericht zijn geweest op de complexiteit van de psychotische problematiek. De hernieuwede risicotaxatie zal omstreeks
februari
2007 gereed zijn. Het gerechtshof Arnhem heeft op 25 september 2006 in hoger beroep de tbs-maatregel met twee jaar verlengd. Een verzoek van klager om de beslissing aan te houden teneinde onderzoek te kunnen doen naar de vraag of hij overgeplaatst kan
worden naar de reguliere psychiatrie is door het hof afgewezen.

In het licht van het vorenstaande zijn de door en namens klager in beroep genoemde bezwaren tegen zijn longstayplaatsing ongegrond. De Minister heeft op grond van al het vorenstaande in alle redelijkheid kunnen besluiten klager te plaatsen in een
longstayvoorziening. Het beroep zal derhalve ongegrond zijn.

Door de getuige-deskundige is ter zitting de behandeling van klager als volgt toegelicht. Bij binnenkomst in de Pompekliniek is geconstateerd dat er verschillen zichtbaar zijn in de gestelde diagnose. De inrichting wil hier goed naar kijken. De
getuige-deskundige kan zich vinden in de longstayindicatie, maar er is mogelijk een andere situatie onstaan. Klager is verbeterd. Dit komt niet alleen door de medicatie maar ook door de met hem gevoerde gesprekken. Uiterlijk februari 2007 wil de
Pompekliniek de risicotaxatie afronden. Onderzocht wordt of het recidiverisico ook te beheersen is op een andere manier dan door externe beveiliging. In dat geval zou een plaatsing naar een psychiatrische inrichting kunnen worden overwogen. Het liefst
wil de getuige-deskundige dit onderzoek door een onafhankelijk onderzoeker laten verrichten. Op dit moment is het nog moeilijk de risico’s in te schatten. De vraag of de longstay moet voortduren, komt aan bod tijdens de evaluatie van de longstay.

4. De beoordeling
Bij de (over)plaatsing van ter beschikking gestelden dient de Minister, op grond van artikel 11, tweede lid, van de Bvt in zijn overwegingen te betrekken:
a) de eisen die de bescherming van de maatschappij tegen de gevaarlijkheid van de ter beschikking gestelde voor de veiligheid van anderen dan de tbs-gestelde of de algemene veiligheid van personen of goederen stelt, en
b) de eisen die de behandeling van de tbs-gestelde gezien de aard van de bij hem geconstateerde gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens stelt.

Volgens het door de Minister gevolgde longstaybeleid komt een tbs-gestelde, met inachtneming van de voornoemde eisen van artikel 11, tweede lid, van de Bvt, in aanmerking voor plaatsing in een longstayvoorziening, indien het behandeltraject niet heeft
geresulteerd in een substantiële vermindering van het delictgevaar en de op verandering gerichte behandelingsprognose ongunstig is.

Gelet op de uitgebrachte rapportages en adviezen omtrent klagers diagnose, behandelbaarheid en delictgevaarlijkheid waaronder de aanmelding voor de longstayplaatsing van 5 januari 2005 en het advies van de LAP van 24 juni 2005, welke naar het oordeel
van de beroepscommissie alle voldoende zorgvuldig tot stand zijn gekomen en betrokken kunnen worden bij de vraag naar de noodzaak om klager te doen verblijven in een longstayvoorziening, heeft de Minister er in redelijkheid van uit mogen gaan dat
voortzetting van klagers verblijf op een behandelafdeling in De Meren niet langer aan het doel daarvan beantwoordde, dat klager aan alle criteria voor plaatsing op een longstayafdeling voldoet en dat derhalve een longstayvoorziening vooralsnog als de
meest aangewezen plaats voor tenuitvoerlegging van de tbs moet worden aangemerkt.

Door de getuige-deskundige is ter zitting betoogd dat de Pompekliniek medio februari 2007 een hernieuwde risico-taxatie zal afronden. Afhankelijk van de uitkomst hiervan zal de Pompekliniek nagaan of alternatieven voor een longstayplaatsing voorhanden
zijn. De beroepscommissie onderschrijft de wenselijkheid van een dergelijke risicotaxatie, aangezien onduidelijkheid bestaat over de diagnostiek en door de getuige-deskundige ter zitting is aangegeven dat het beter met klager gaat. Dit betekent evenwel
niet dat daardoor de beslissing van de Minister van 29 juni 2006 klager te plaatsen op een longstayvoorziening onredelijk en onbillijk is. De beroepscommissie onderschrijft het standpunt van de getuige-deskundige dat de wenselijkheid van voortzetting
van de longstayplaatsing aan de orde dient te komen bij de evaluatie.

Er bestaat naar het oordeel van de beroepscommissie geen aanleiding voor een nader klinisch onderzoek van klager in het PBC of door de FPD. Het verzoek van klager om een dergelijk onderzoek te laten verrichten, wordt derhalve afgewezen.

Het hiervoor overwogene in aanmerking genomen is de beslissing klager in een longstayvoorziening van de Pompekliniek te plaatsen bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet onredelijk of onbillijk. Het beroep zal derhalve ongegrond
worden
verklaard.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. S.L. Donker, voorzitter, dr. F. Koenraadt en dr. E.B.M. Rood-Pijpers, leden, in tegenwoordigheid van
R. Kokee, secretaris, op 12 maart 2007

secretaris voorzitter

Naar boven