Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 07/0401/STA, 23 februari 2007, schorsing
Uitspraakdatum:23-02-2007

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 07/401/STA

betreft: [klager] datum: 23 februari 2007

De voorzitter van de beroepscommissie uit de Raad voor Strafrechtstoepassing en Jeugdbescherming heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen verzoekschrift van

[...], verder verzoeker te noemen, verblijvende in de Dr. S. van Mesdagkliniek, verder de inrichting te noemen.

Verzoeker vraagt om schorsing, met toepassing van artikel 64 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt), van de (verdere) tenuitvoerlegging van de beslissing van het hoofd van de inrichting van 21 februari 2007, inhoudende het
gedogen van een geneeskundige handeling (dwangmedicatie).

De voorzitter heeft voorts kennisgenomen van het klaagschrift van 22 februari 2007 alsmede van de schriftelijke inlichtingen van het hoofd van voornoemde inrichting van 22 februari 2007.

1. De standpunten
Verzoeker heeft zijn verzoek als volgt toegelicht. Zoals een Duitse herder zal verzoeker van zich afbijten wanneer hij als vuil wordt behandeld. Verzoeker vindt dat bij hem geen sprake is van waanideeën. Hij is niet psychisch ziek. Klager is paranoïde
maar niet psychotisch. Hij heeft een gezonde hoeveelheid achterdocht. Verzoeker heeft de psychiater niet uitgescholden. Hij verhief alleen zijn stem.
De inrichting heeft op het vorige schorsingsverzoek met nummer 07/340/STA geantwoord dat geen sprake kan zijn van dwangmedicatie omdat verzoeker nog de keuze wordt gegeven het medicijn oraal in te nemen. De psychiater van de inrichting heeft daarop
aangegeven dat het wel degelijk de bedoeling was om het medicijn te injecteren. Verzoeker krijgt hoe dan ook het medicijn toegediend, oraal dan wel via een injectie. De psychiater wenst ook een inhoudelijk oordeel over de door hem gevoerde procedure.
Pas na weigering van de pillen kan verzoeker een schorsingsverzoek indienen. Indien verzoeker de pillen niet slikt, wordt echter direct overgegaan tot het toedienen van een injectie. Indien echter de injectie al is toegediend wordt het
schorsingsverzoek
inhoudelijk niet behandeld. Onder deze omstandigheden is het indienen van een schorsingsverzoek een loos middel. Het betreft hier een medicijn dat één à tweemaal daags geïnjecteerd moet worden.
Op 21 februari 2007 heeft de psychiater een nieuwe beslissing genomen tot voortzetting van de dwangmedicatie. Op voorhand is niet te zeggen dat verzoeker Clozapine nodig heeft. Verzoeker verblijft sinds 13 september 2006 in de inrichting. Het is
kennelijk niet eerder nodig geweest deze medicatie toe te dienen. De tijd die de beklagcommissie nodig heeft om op het klaagschrift te beslissen kan nog wel afgewacht worden. Als het dringend noodzakelijk is om direct met de medicatie te beginnen, had
de inrichting immers al eerder besloten tot het toedienen van dwangmedicatie. Het gedrag van verzoeker levert geen gevaar op voor de gezondheid dan wel de veiligheid van anderen. Er is ook geen sprake geweest van geweldsincidenten.

Uit de inlichtingen van het hoofd van de inrichting komt naar voren dat verzoeker lijdt aan een paranoïde psychose in het kader van schizofrenie van het paranoïde type. Dit uit zich in de vorm van wanen en hallucineren. Tot op heden is er geen enkele
vorm van overeenstemming met verzoeker over zijn ziekte. Op de afdeling dient verzoeker dagelijks te worden gestructureerd en begrensd. Wat dit laatste betreft wordt verzoeker snel boos en komt hij dreigend over op anderen. Dit kan leiden tot agressie
van medepatiënten en fysieke conflicten. Tijdens eerdere opnames heeft verzoeker verpleegkundigen bedreigd en is hij agressief geweest. Een periode zonder medicijnen kan daarom niet langer dan enige dagen duren. Interventies als separatie zijn niet te
vermijden. In het verleden raakte verzoeker zeer angstig van separatie, zodat dit om humanitaire redenen gepaard zal moeten gaan met noodmedicatie.
Tot op heden heeft verzoeker diverse antipsychotische middelen gebruikt, echter zonder resultaat. De afgelopen maanden is getracht met verzoeker tot overeenstemming te komen over verdere stappen in de medicatierichtlijn. Hij gebruikte toen wel de
voorgeschreven medicatie. In deze richtlijn staat na de reeds gevolgde behandelingen het instellen van clozapine voorgeschreven. Dit medicijn werkt als andere middelen falen. Verzoeker weigert echter dit medicijn. Hij is ervan overtuigd dat hij er dood
van zal gaan. Bovendien weigert hij nu alle antipsychotische medicatie.
Van clozapine is geen depot-injectie op de markt. Daardoor moet bij weigering dagelijks één- of tweemaal worden gespoten. De injecties zijn helaas vaak (zeer) pijnlijk bij toediening. Patiënten willen daarom graag af van de injecties, zelfs bij
voortdurende weerstand tegen het medicijn. Bij instelling op een werkzame (voldoende) dosis is plotseling staken van het medicijn gevaarlijk. Vooral epileptische aanvallen kunnen dan als onttrekkingsverschijnsel optreden.

2. De beoordeling
Uit de inlichtingen van het hoofd van de inrichting komt naar voren dat verzoeker bij weigering van zijn orale medicatie dagelijks tweemaal clozapine per injectie toegediend moet krijgen, omdat op de markt geen depot-injectie verkrijgbaar is.
Verzoeker
weigert volgens het hoofd van de inrichting elke antipsychotische medicatie. Daardoor is feitelijk sprake van het dagelijks toedienen van dwangmedicatie. Tegen deze achtegrond en uit oogpunt van rechtsbescherming moet de beslissing van 21 februari 2007
de dwangmedicatie voort te zetten tevens worden aangemerkt als te zijn gericht tegen het toedienen van dwangmedicatie gedurende de daaropvolgende dagen. Verzoeker kan derhalve worden ontvangen in zijn verzoek.

Op grond van artikel 7, vierde lid, onder c, jo. artikel 6, vierde lid, Bvt is de beslissing tot het toedienen van dwangmedicatie voorbehouden aan het hoofd van de inrichting of zijn plaatsvervanger. De beslissing tot dwangmedicatie is genomen door de
psychiater, de heer Beintema. Uit de reactie van 22 februari 2006 van de inrichting komt naar voren dat de heer Beintema binnen de inrichting de functie van Directeur Behandelzaken bekleedt. Naar het voorlopig oordeel van de voorzitter is de beslissing
tot het toedienen van dwangmedicatie derhalve bevoegd genomen.

De voorzitter stelt voorop dat in het kader van het verzoek om schorsing van een beslissing van het hoofd van de inrichting slechts ruimte bestaat voor een voorlopige beoordeling en dat de zaak niet ten gronde kan worden onderzocht en beslist. Aan de
orde is daarom slechts de vraag of de beslissing tot het toedienen van dwangmedicatie zodanig onredelijk is dat er een spoedeisend belang is om thans over te gaan tot schorsing van die beslissing van het hoofd van de inrichting. Naar het oordeel van de
voorzitter is dat, mede gelet op de inlichtingen van het hoofd van de inrichting, niet het geval. De voorzitter neemt hierbij in aanmerking dat ook volgens de door de inrichting geconsulteerde psychiater van Forint Lentis Forensische geestelijke
gezondheidszorg verzoeker agressief kan reageren als gevolg van zijn psychotische toestandbeeld en anti-psychotische medicatie daarom absoluut geïndiceerd is. Het verzoek zal daarom worden afgewezen.

3. De uitspraak
De voorzitter wijst het verzoek af.

Aldus gedaan door mr. J.M. van der Vaart, voorzitter, in tegenwoordigheid van R. Kokee, secretaris, op 23 februari 2007

secretaris voorzitter

Naar boven