Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 07/0143/GV, 21 februari 2007, beroep
Uitspraakdatum:21-02-2007

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 07/143/GV

betreft: [klager] datum: 21 februari 2007

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. T.H. Dijkstra, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 15 januari 2007 genomen beslissing van de Minister van Justitie (de Minister),

alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Minister in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsvrouw om zijn beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Minister heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van strafonderbreking afgewezen.

2. De standpunten
Door en namens klager is aangevoerd dat zijn verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting ten onrechte is afgewezen. Dit is als volgt toegelicht. Klager heeft om strafonderbreking verzocht. Dit verzoek is afgewezen. Er zijn echter zodanig
bijzondere omstandigheden in de persoonlijke levenssfeer dat niet kan worden volstaan met een andere vorm van verlof. Klagers vader is zodanig ernstig ziek dat de situatie elk moment kan verslechteren. Er is geen zicht op herstel. Een medische
verklaring van de huisarts van klagers vader is bij het beroepschrift gevoegd. Klager wordt pas in 2008 in vrijheid gesteld. Bovendien kan, gelet op de aard en ernst van de ziekte, niet worden volstaan met een enkel incidenteel verlof, dat immers
enkele
uren inhoudt. Omgekeerd verlof betekent schending van de privacy. Klager erkent dat hij bij het vorige verlof de fout in is gegaan. Hij werd overvallen door de situatie waarin zijn vader verkeerde. Daarbij is er sprake van gering gebruik en heeft hij
zich niet zodanig gedragen dat er maatschappelijke onrust is ontstaan. Klager heeft enkel de voorwaarden van de inrichting overtreden. Daarnaast is klager niet veroordeeld voor een feit dat onder invloed van verdovende middelen is gepleegd, waardoor de
huidige afwijzing disproportioneel is. Voor het overige is de strafonderbreking goed verlopen. Klager is op tijd weer teruggekeerd van verlof.
Verder heeft klager geregeld dat [A], een vriend van klager, garant wil staan. De heer [A] zal zorgen voor begeleiding van klager naar zijn vader en hij zal erop toezien dat klager niet weer de fout ingaat. Klager betwist ten zeerste dat er sprake zou
zijn van herhalingsgevaar.
Ook binnen de inrichting heeft klager zich zowel voor als na het incident voorbeeldig gedragen. De kans dat klager in herhaling zal vallen is nagenoeg uitgesloten. Het recidiverisico is laag tot nihil. De contra-indicaties voor strafonderbreking komen
onvoldoende uit de verf. Bovendien is incidenteel verlof met omgekeerd bezoek een zodanige schending van de privacy in dit geval dat dit, gelet op de aard van de ziekte, alleen nog maar een verslechtering van de situatie van klagers vader met zich mee
kan brengen. Volgens het drugsontmoedigingsbeleid worden aan klager de eerst volgende zes maanden geen vrijheden verleend. Echter, dit is een zodanig ernstige situatie dat een omgekeerd bezoek niet het geëigende middel is om de vader te bezoeken. De
vader is geheel overstuur (er zijn wildvreemden bij en klager is geboeid), waardoor een waardig en menselijk familie- en/of afscheidsbezoek niet mogelijk is. De ziekte waaraan klager vader lijdt kan en mag niet worden onderschat; sterker nog, de
gezondheidssituatie van de vader gaat hard achteruit.

Namens de Minister is de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Op 5 januari 2007 ontving de selectiefunctionaris van het bureau selectie en detentiebegeleiding van de gevangenis Veenhuizen het verzoek om aan klager strafonderbreking / incidenteel verlof te verlenen. De vader van klager is ernstig ziek als gevolg
van longkanker. Klager is veroordeeld tot een gevangenisstraf van vijf jaren (artikelen 310 en 312 Sr). Uit het Uittreksel Justitieel Documentatieregister blijkt dat klager sinds 1989 in aanraking komt met politie en justitie. Uit dit Uittreksel valt
op
de maken dat klager zijn huidige delict heeft gepleegd in zijn proeftijd. Klagers huidige detentie is begonnen op 13 januari 2005 en de wettelijk vroegst mogelijke v.i.-datum valt op of omstreeks 16 mei 2008. Op 30 november 2006 kreeg klager
incidenteel
verlof van de directeur bij de gevangenis Veenhuizen voor een bezoek aan klagers vader. De volgende dag moest klager zich melden in het DOC te Doetinchem, een inrichting met een beperkt beveiligingsniveau. Bij aankomst bleek klager harddrugs te hebben
gebruikt. Klager gaf aan dat hij de dag ervoor na een bezoek aan zijn vader cocaïne heeft gebruikt en tevens heeft geblowd. Zodoende is klager overgebracht naar het huis van bewaring en is hij op 6 december 2006 teruggegaan naar de gevangenis
Veenhuizen
van waaruit het huidige verzoek tot het verlenen van strafonderbreking/ incidenteel verlof is gedaan. Na het gebruik van harddrugs wordt aan een ieder volgens het drugsontmoedigingsbeleid de eerst volgende zes maanden geen vrijheden verleend. Gelet op
de ernst van de situatie is er advies gevraagd aan de medisch adviseur die aan het ministerie is verbonden. Deze adviseert, gelet op de gezondheid van vader, die hard achteruit gaat, over te gaan tot het toestaan van een omgekeerd bezoek.

Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.
De directeur van de gevangenis Veenhuizen heeft positief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag.
De Medisch Adviseur bij het Ministerie van Justitie heeft positief geadviseerd nu de vader van klager fors achteruit gaat en een omgekeerd bezoek is geïndiceerd.

3. De beoordeling
Klager ondergaat een gevangenisstraf van drie jaren met aftrek, wegens – kort gezegd – diefstal met geweld. De wettelijk vroegst mogelijke v.i.-datum valt op of omstreeks 16 mei 2008. Aansluitend dient hij eventueel drie dagen gijzeling op grond van de
Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften te ondergaan.

Klagers verzoek om strafonderbreking is afgewezen. Aan hem is daarentegen wel incidenteel verlof toegekend in de zin van een omgekeerd aan klagers ernstig zieke vader. Het beroep is gericht tegen de afwijzing van het verzoek om strafonderbreking.
Onbetwist staat vast dat klagers vader ernstig ziek is. Klager is op 30 november 2006 in de gelegenheid gesteld om zijn vader te bezoeken tijdens een incidenteel verlof. Klager heeft zich na dat verlof tijdig gemeld bij de inrichting. Daar is echter
gebleken dan klager tijdens het incidenteel verlof harddrugs had gebruikt. Als gevolg hiervan is klager vanuit de beperkt beveiligde inrichting teruggeplaatst in een gesloten inrichting. Volgens het drugsontmoedigingsbeleid komt klager de eerste zes
maanden niet in aanmerking voor vrijheden. De Minister is hem echter terwille geweest door aan klager een incidenteel verlof toe te kennen in de vorm van een omgekeerde bezoekregeling. Daarnaast neemt de beroepscommissie in aanmerking dat klager
blijkens het Uittreksel Justitiële Documentatie sinds 1989 regelmatig met politie en justitie in aanraking is geweest en klager thans een straf uitzit voor een feit dat hij in de proeftijd van zijn vorige straf heeft gepleegd.
De beroepscommissie is van oordeel dat voornoemde omstandigheden een forse contra-indicatie vormen voor verlofverlening en dat deze, ondanks de positieve adviezen, een afwijzing van klagers aanvraag rechtvaardigen. Derhalve kan de beslissing van de
Minister bij afweging van alle in aanmerking komende belangen en gelet op de weigeringsgronden zoals bedoeld in artikel 4 onder b en c van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting (van 24 december 1998, nr. 733726/98/DJI), niet als onredelijk
of
onbillijk worden aangemerkt.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. A.G. Bosch en mr. J.M.M. van Woensel, leden, in tegenwoordigheid van mr. L. de Greef, secretaris, op 21 februari 2007.

secretaris voorzitter

Naar boven