Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 07/0126/GV, 20 februari 2007, beroep
Uitspraakdatum:20-02-2007

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 07/126/GV

betreft: [klager] datum: 20 februari 2007

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. R. Bosma, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 11 januari 2007 genomen beslissing van de Minister van Justitie (de Minister),

alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Minister in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsman om zijn beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Minister heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van algemeen verlof afgewezen.

2. De standpunten
Door en namens klager is aangevoerd dat zijn verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting ten onrechte is afgewezen. Bij beslissing van 27 december 2006 (06/2919/GV) heeft de beroepscommissie het beroep tegen afwijzing van de derde
verlofaanvraag gegrond verklaard en de Minister opgedragen om een nieuwe beslissing te nemen, zonodig na het inwinnen van actuele informatie. Ten overvloede heeft de beroepscommissie gewezen op de mogelijkheid aan een eventuele verlofverlening
voorwaarden te verbinden.
Uit de beslissing van 11 januari 2007 blijkt niet dat de inrichting of het openbaar ministerie nieuwe inlichtingen heeft verschaft. Het bureau jeugdzorg te Groningen stelt in een brief van 21 december 2006 dat mevrouw [A] en de kinderen geen behoefte
aan contact hebben met klager. Uit deze brief blijkt niet dat klager anders dan door het zenden van een pakketje met geschenken contact heeft gezocht met de kinderen. Contact heeft verder nog niet plaatsgevonden. Voor het laatst heeft contact tussen
klager en mevrouw [A] plaatsgevonden in mei 2006.
Uit de brief van de raadsvrouw van mevrouw [A] van 5 januari 2007 aan het gerechtshof te Leeuwarden blijkt ook niet dat er sprake is van actuele bedreigingen. Mevrouw [A] heeft uit eigen beweging klager een cassettebandje toegezonden, waarop de twee
jongste kinderen zeggen hun vader te missen. De formele afwijzing van contact tussen klager en deze kinderen lijkt vooral ingegeven door de wens van mevrouw [A] met het bureau jeugdzorg op goede voet te blijven staan. Anders zouden de kinderen uit huis
geplaatst kunnen worden. Klager wacht de beslissing van het gerechtshof te Leeuwarden op het hoger beroep tegen de ontzegging van omgang met zijn twee jongste kinderen af en zoekt met deze kinderen geen contact. Dat zijn zoon [B] geen contact met hem
wil, respecteert hij. De verblijfsvergunning asiel voor onbepaalde tijd van klager is nog niet ingetrokken. Evenmin is hij al ongewenst verklaard. Gelet op het vertrekmortuarium voor asielzoekers uit Irak zal klager na afloop van zijn strafdetentie op
16 april 2007 niet uitgezet worden naar Irak. Hij dient in staat te worden gesteld om huisvesting te vinden na zijn detentie. Klager wil verlof gebruiken om in Enschede onderdak te vinden.

Namens de Minister is de bestreden beslissing als volgt toegelicht. Naar aanleiding van de uitspraak van de beroepscommissie van 27 december 2006 (06/2919/GV) is getracht om de informatie, op grond waarvan de derde verlofaanvraag is afgewezen, te
actualiseren. Aanvankelijk wilde de jeugdreclassering alleen mondeling reageren. Duidelijk werd aangegeven dat de belangen van het gezin mogelijk in het geding zouden komen als aan klager vrijheden worden toegestaan. Op verzoek van de inrichting heeft
bureau jeugdzorg alsnog op 16 januari 2007 schriftelijk gereageerd. Daarin staan feiten die de Minister er alleen maar verder van overtuigen dat de beslissing om aan klager geen verlof te verlenen juist was. Uit de brief blijkt onder andere dat klager
op verschillende manieren getracht heeft om contact te zoeken met zijn gezin. Hij tracht zijn ex-partner in diskrediet te brengen. Ook tracht hij haar via haar familie onder druk te zetten. Bureau jeugdzorg handhaaft het negatieve standpunt ten aanzien
van verlofverlening. Bureau jeugdzorg spreekt extra zorg uit gelet op de langdurige geschiedenis van intimidatie en dreigingen, zowel impliciet als expliciet, vanuit de inrichting door klager en door zijn familie in Irak. Het mag dan zo zijn dat klager
niet zelf contact zoekt of zelf bedreigingen uit en dat dit thans geschiedt door familie uit Irak maar dit maakt het niet minder dreigend. Dit bevestigt het beeld dat al bestond dat klager op allerlei manieren contact tracht te zoeken met zijn gezin
ondanks het contactverbod door de rechtbank. Klager heeft namelijk een pakketje met geschenken laten bezorgen bij zijn gezin. Inmiddels is duidelijk geworden dat de IND een hoorzitting heeft gepland naar aanleiding van het voornemen om de
verblijfsvergunning asiel van klager in te trekken. Deze hoorzitting vindt plaats op 7 februari 2007. Hieruit blijkt dat een langer verblijf van klager in Nederland ter discussie staat. Het is dan ook niet ondenkbaar dat klager na het verlaten van de
inrichting bij het toekennen van een verlof hiervan niet zal terugkeren. Ondanks dat dit laatste niet heeft meegewogen in de overwegingen om het verlof wederom af te wijzen, wordt verzocht aan de beroepscommissie om hiermee rekening te houden.

Bureau jeugdzorg Groningen heeft d.d. 16 januari 2007 negatief geadviseerd terzake van verlofverlening.

3. De beoordeling
Klager ondergaat een gevangenisstraf van vijf jaar met aftrek, wegens verkrachting, bedreiging en zware mishandeling. De wettelijk vroegst mogelijke v.i.-datum valt op of omstreeks 16 april 2007.

Het beroep richt zich tegen de afwijzing van klagers derde verlofaanvraag. Hij kan in totaal zes verlofaanvragen indienen.

De beroepscommissie heeft op 27 december 2006 (06/2919/GV) geoordeeld dat de afwijzing van klagers derde verlofaanvraag onredelijk en onbillijk is. Het beroep is gegrond verklaard en de Minister is opgedragen om, zonodig na het inwinnen van actuele
informatie, een nieuwe beslissing te nemen.
Bureau jeugdzorg heeft in het schrijven van 16 januari 2007 aangegeven te persisteren bij het eerdere negatieve advies en heeft aangevoerd dat klagers ex-vrouw telefonisch bedreigd is door klagers familie en torenhoge telefoonrekeningen heeft ontvangen
voor telefoonkosten die klager gemaakt heeft vanuit de inrichting waar hij verblijft. Klager heeft bovendien ondanks het contactverbod van de rechtbank contact gezocht door het, via het Bureau Jeugdzorg, doen toekomen van een kerstpakket met geschenken
en een in te spreken bandje. Bureau Jeugdzorg is van mening dat gelet op de langdurige geschiedenis van intimidatie en dreiging, ook met geweld, het gezin in grote onzekerheid en angst verkeert voor hetgeen zou kunnen gebeuren als verlof aan klager zou
worden verleend. Bureau Jeugdzorg deelt die zorg.
Gelet op het bovenstaande is de beroepscommissie van oordeel dat voornoemde omstandigheden een contra-indicatie vormen voor verlofverlening en dat deze een afwijzing van klagers verlofaanvraag rechtvaardigen. Derhalve kan de beslissing van de Minister,
bij afweging van alle in aanmerking komende belangen en gelet op de weigeringsgronden zoals bedoeld in artikel 4 onder g. van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting (van 24 december 1998, nr. 733726/98/DJI), niet als onredelijk of onbillijk
worden aangemerkt.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. A.G. Bosch en mr. J.M.M. van Woensel, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 20 februari 2007

secretaris voorzitter

Naar boven