Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 06/3337/GV, 16 februari 2007, beroep
Uitspraakdatum:16-02-2007

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 06/3337/GV

betreft: [klager] datum: 16 februari 2007

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 22 december 2006 genomen beslissing van de Minister van Justitie (de Minister),

alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Minister in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager om zijn beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Minister heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van algemeen verlof afgewezen.

2. De standpunten
Klager heeft aangevoerd dat zijn verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting ten onrechte is afgewezen. Dit heeft hij als volgt toegelicht. Klagers vrouw heeft de directeur van het h.v.b. Zwaag gebeld op 28 november 2005 met de mededeling dat
klager ziek geworden was en was opgenomen in een ziekenhuis te Londen. Op dat moment was nog niets bekend over de datum van ontslag uit het ziekenhuis. Zijn vrouw heeft op die dag tevens zijn advocaat mr. Jöbsis van het kantoor van Hamer CS advocaten
te
Amsterdam gebeld met het bericht dat klager opgenomen was in het ziekenhuis te Londen. Vervolgens heeft de advocaat klagers vrouw teruggebeld met de mededeling dat zij de rechter-commissaris [...]in kennis heeft gesteld en de officier van justitie
[ovj]
over de opname in het ziekenhuis te Londen. In de loop van de week heeft het ziekenhuis tweemaal de advocaat mr. Jöbsis gefaxt ter bevestiging dat klager opgenomen was in het ziekenhuis. Dezelfde dag heeft de advocaat dit bericht doorgefaxt aan de
officier van justitie [ovj]. Beide faxen zijn terechtgekomen in het strafdossier. Volgens de advocaat was het niet nodig om een verlenging van de schorsing van de voorlopige hechtenis te vragen omdat als je je ziek meldt en opgenomen bent in het
ziekenhuis dit automatisch verlenging betekent. De officier van justitie en de rechter-commissaris wisten hiervan maar hebben verzuimd om het door te geven aan de directeur van het huis van bewaring (h.v.b.) Zwaag. Het verhaal van de
selectiefunctionaris klopt niet. Klager betreurt dat de officier van justitie de gang van zaken niet schriftelijk heeft bevestigd. Klager heeft zijn vrijheden niet misbruikt en zich niet onttrokken aan detentie. Hij heeft zichzelf gemeld op 5 december
2005 bij het h.v.b. Zwaag. Dat klager op de telex is gezet is ook niet juist want om 5 december 2005 kwam hij vanuit Londen op Schiphol aan en hij heeft daar de douane gepasseerd, zijn paspoort laten zien en hij mocht doorlopen. Op 5 december 2006
heeft
klagers advocaat de officier van justitie gebeld of zijn secretaris met de vraag waar klager, die weer terug in Nederland was, zich moest melden. Klagers advocaat heeft hem direct op 5 december 2006 ’s ochtends gebeld met de mededeling dat klager zich
moest melden in het h.v.b. Zwaag en dat is geschied. De officier van justitie en zijn secretaris waren hiervan op de hoogte. Alleen de directeur en de selectiefunctionaris zijn niet op de hoogte van alle contacten tussen de advocaat en de officier van
justitie.
Klager is bijna 57 jaar en het is niet zijn aard om zomaar weg te blijven. Klager is bereid om zijn verklaring mondeling nader toe te lichten.

Namens de Minister is de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Klagers voorlopige hechtenis is geschorst door de rechter-commissaris van 26 november 2005 te 08.00 uur tot 28 november 2005 te 12.00 uur. Klagers vrouw heeft op 29 november 2005 de directeur van het h.v.b. Zwaag gebeld met de mededeling dat klager
ziek
was geworden en dat hij zich op 5 december 2005 weer zou melden bij het h.v.b. Zwaag. De directeur is hiermee niet akkoord gegaan en heeft klager op de telex geplaatst in verband met ontvluchting.
Op 21 oktober 2006 heeft de directeur zijn verlofverzoek afgewezen op grond van de voornoemde onttrekking aan detentie. Klager heeft op 27 oktober 2007, de beroepscommissie leest hiervoor in de plaats 2006, beklag ingediend.
Het openbaar ministerie heeft de selectiefunctionaris telefonisch laten weten dat er tijdens klagers afwezigheid geen contact dan wel overleg is geweest om de schorsing te verlengen, terwijl dit wel noodzakelijk was omdat de rechter-commissaris de
schorsing had bevolen voor de voornoemde tijdslimiet. De officier van justitie heeft de selectiefunctionaris laten weten dat hij dit schriftelijk zou bevestigen. Deze bevestiging is nog niet ontvangen. Klager heeft zich niet gehouden aan de toegekende
vrijheden en heeft verzuimd om adequaat en conform de regelgeving te handelen. Klager heeft zijn vrijheden misbruikt en zich onttrokken aan detentie. Vooralsnog is er onvoldoende vertrouwen in het goed verloop van een verlof. Verzocht wordt om de
uitspraak van de beklagcommissie af te wachten.

Uit de nadere reactie namens de Minister volgt dat er uit het werkdossier van het openbaar ministerie blijkt dat het b.s.d. namens de directeur van het h.v.b. Zwaag de rechter-commissaris op de hoogte heeft gesteld dat klager ziek was. Klagers vrouw
heeft dit telefonisch aangegeven bij het b.s.d. Het op de telex plaatsen is door de rechter-commissaris niet ingetrokken maar moest gehandhaafd blijven. Er is geen overleg geweest met het openbaar ministerie en er is ook geen toestemming gegeven dat
klager langer in Engeland mocht blijven.

Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.
De directeur van de locatie Zuyderbos heeft positief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag.
De politie Diemen heeft geen bezwaar tegen het door klager opgegeven verlofadres.

3. De beoordeling
Klager ondergaat een gevangenisstraf van respectievelijk drie maanden en zes maanden met aftrek, wegens valsheid in geschrift en oplichting. De wettelijk vroegst mogelijke v.i.-datum valt op of omstreeks 26 september 2007.

Het beroep richt zich tegen de afwijzing van klagers tweede verlofaanvraag. Hij kan in totaal zes verlofaanvragen indienen.

Door klager is gesteld dat hij middels zijn advocaat en zijn vrouw op de juiste wijze heeft laten melden bij de officier van justitie, de rechter-commissaris en de directeur van het h.v.b. Zwaag dat hij niet in staat was om op tijd terug te keren in de
inrichting, omdat hij wegens voedselvergiftiging was opgenomen in een ziekenhuis in Londen. Door de officier van justitie is gesteld dat (namens) klager geen contact is gezocht c.q. overleg heeft plaatsgevonden met de officier van justitie om de
schorsing van klagers voorlopige hechtenis te verlengen. De rechter-commissaris heeft naar aanleiding van het bericht van de directeur geen redenen aanwzig geacht om de signalering in te trekken.
De beroepscommissie is van oordeel dat, gelet op de verklaring van de officier van justitie, niet is gebleken dat klagers verklaring juist zou zijn en dat voornoemde omstandigheden een contra-indicatie vormen voor verlofverlening en dat deze een
afwijzing van klagers verlofaanvraag rechtvaardigen. Derhalve kan de beslissing van de Minister, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen en gelet op de weigeringsgronden zoals bedoeld in artikel 4 onder d. van de Regeling tijdelijk
verlaten
van de inrichting (van 24 december 1998, nr. 733726/98/DJI), niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. A.G. Bosch en mr. J.M.M. van Woensel, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 16 februari 2007.

secretaris voorzitter

Naar boven