Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 06/2163/TA, 06/2164/TA en 06/2166/TA, 8 februari 2007, beroep
Uitspraakdatum:08-02-2007

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 06/2163/TA, 06/2164/TA en 06/2166/TA

betreft: [klager] datum: 8 februari 2007

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 67 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. A.M.F. Fabisch, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen drie uitspraken van 15 augustus 2006 van de beklagcommissie bij de Pompestichting te Nijmegen, verder te noemen de inrichting,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraken waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak zijn gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 21 december 2006, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Amsterdam, zijn gehoord klager, bijgestaan door zijn raadsman mr. A.M.F. Fabisch, en namens het hoofd van de inrichting [...], juridisch medewerker.

Op grond van de stukken en haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het klachten en de uitspraken van de beklagcommissie
De klachten betreffen het feit dat klager tijdens de separatie die op 2 januari 2006 is ingegaan niet in de gelegenheid is gesteld een gesprek te voeren met:
- de zorgmanager (06/2163/TA),
- de behandelingscoördinator (06/2164/TA), en
- de psychiater (06/2166/TA).

De beklagcommissie heeft klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn beklagen op de gronden als in de aangehechte uitspraken weergegeven.

2. De standpunten
Door en namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
De inrichting is evident tekortgeschoten in haar verplichtingen jegens klager. Bekend was dat klager, mede vanwege de longstay-prognose, onder grote psychische druk stond. De weigering om tijdens zijn separatie een gesprek met met name de psychiater te
regelen heeft geleid tot een verhoging van spanning, waardoor de separatie moest worden voortgezet. Klager heeft de psychiater pas na beëindiging van de separatie gezien.

Namens het hoofd van de inrichting is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Het gaat in dit geval niet om het weigeren van zorgverlening, maar om de wijze van betrachten van een zorgplicht, hetgeen niet beklagwaardig is. Voor dergelijke klachten staat bemiddeling open, hetgeen niet wegneemt dat na bemiddeling een klacht kan
worden doorgezet en behandeld. Klager is tijdens separatie wel bezocht door sociotherapeuten bij verzorgingsmomenten en de check via het luikje. Deze medewerkers hebben minimaal een HBO-opleiding en soms ook een verpleegkundige achtergrond.

3. De beoordeling
Artikel 59, eerste lid, Bvt bepaalt dat een lid van de commissie van toezicht niet deelneemt aan de behandeling van het klaagschrift, indien hij heeft bemiddeld ter zake van de beslissing waarop het klaagschrift betrekking heeft.
Een lid van de beklagcommissie was als maandcommissaris betrokken bij bemiddeling inzake klagers onderhavige klachten. Reeds om die reden zal de beroepscommissie de uitspraak van de beklagcommissie vernietigen.

Het hoofd van de inrichting draagt zorg dat bij separatie het nodige contact tussen personeelsleden of medewerkers en de verpleegde wordt gewaarborgd en waarbij naar aard en frequentie op de situatie van de verpleegde wordt afgestemd (artikel 34,
zesde
lid, Bvt).

Volgens vaste jurisprudentie van de beroepscommissie is een vermeende schending van een in de wet- of regelgeving neergelegd recht door het niet betrachten van een zorgplicht beklagwaardig.
Noch in de Bvt noch in andere wet- of regelgeving is uitdrukkelijk een recht op een gesprek met personeelsleden tijdens separatie neergelegd. Waar echter in artikel 34, zesde lid, Bvt wordt voorgeschreven dat het nodige contact tussen personeelsleden
of
medewerkers en de verpleegde wordt gewaarborgd en naar aard en frequentie op de situatie van de verpleegde wordt afgestemd, kan daaraan naar het oordeel van de beroepscommissie een recht op dergelijk contact ontleend worden.
Klager kan derhalve in zijn klachten worden ontvangen.

Als onweersproken staat vast dat klager van 2 tot 13 januari 2006 gesepareerd was en dat hij in die periode vanwege spanningen herhaaldelijk heeft verzocht om een gesprek met de zorgmanager, behandelingscoördinator en/of psychiater, alsmede dat een
dergelijk gesprek niet heeft plaatsgevonden. Het in het geheel niet ingaan op deze verzoeken moet, in het licht van de duur van de separatie en het niet weersproken bestaan van spanningen bij klager, als onredelijk en onbillijk aangemerkt worden.
De klachten zullen dan ook gegrond worden verklaard.

Nu de rechtsgevolgen van de bestreden beslissing niet meer ongedaan zijn te maken, komt klager een tegemoetkoming toe. Het hoofd van de inrichting is in de gelegenheid gesteld zijn standpunt hieromtrent te bepalen. De beroepscommissie stelt deze vast
op
€ 15,=.

4. De uitspraak
De beroepscommissie vernietigt de uitspraken van de beklagcommissie, verklaart klager alsnog ontvankelijk in zijn klachten en verklaart deze klachten gegrond.
Zij bepaalt de aan klager ten laste van de inrichting toekomende tegemoetkoming op € 15,=.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.P. Balkema, voorzitter, mr. drs. T.A.M. Louwe en mr. A.M. van Woensel, leden, in tegenwoordigheid van mr. E.W. Bevaart, secretaris, op 8 februari 2007

secretaris voorzitter

Naar boven