Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 06/2670/GA, 29 januari 2007, beroep
Uitspraakdatum:29-01-2007

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 06/2670/GA

betreft: [klager] datum: 29 januari 2007

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mrs. D. Laheij en I.N. Weski, namens
[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 4 oktober 2006 van de beklagcommissie bij het huis van bewaring (h.v.b.) Rotterdam te Krimpen aan den IJssel, betreffende de overplaatsing naar een gevangenis, het bezoek op 7 april 2006, de isoplaatsingen van
gedetineerden tijdens het bezoekuur, een ordemaatregel van plaatsing in afzondering voor de duur van veertien dagen, het niet verstrekken van medicijnen door het personeel op 26 april 2006 en het verstrekken van wit brood,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

De beroepscommissie heeft de directeur van voormeld h.v.b. in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsman, mr. D. Laheij, om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De beoordeling
De uitspraak waarvan beroep is op 5 oktober 2006 aan klager, zijn raadsman en de directeur toegezonden. Het beroepschrift dateert van 23 oktober 2006 en is op dezelfde datum op het secretariaat van de Raad ontvangen.
Ingevolge artikel 69, eerste lid, Pbw moet het met redenen omklede beroepschrift uiterlijk op de zevende dag na die van de ontvangst van een afschrift van de uitspraak worden ingediend.
De raadsman van klager stelt in het beroepschrift dat de uitspraak niet aan hem is toegezonden. Omdat klager tijdens de behandeling van zijn klaagschrift werd bijgestaan door zijn raadsman, ging klager er van uit dat de uitspraak van de beklagcommissie
ook aan zijn raadsman zou worden toegezonden en dat beroep zou worden ingesteld.
Wat hier ook van zij, de Pbw kent niet de figuur van de gemachtigde, aan wie ook een afschrift van de uitspraak toegezonden zou moeten worden, na ontvangst waarvan voor die gemachtigde een zelfstandige beroepstermijn zou aanvangen, noch kent de wet ten
aanzien van de beroepstermijn de mogelijkheid van een verschoonbare termijnoverschrijding zoals ten aanzien van de beklagtermijn. Klager heeft, gelet op het vorenstaande, niet tijdig beroep ingesteld.

2. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart klager niet-ontvankelijk in zijn beroep.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.J. van Oostveen, voorzitter, mr. J.P. Balkema en dr. J.P.S. Fiselier, leden, in tegenwoordigheid van R. Kokee, secretaris, op 29 januari 2007

secretaris voorzitter

Naar boven