Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 06/2695/JA, 23 januari 2007, beroep
Uitspraakdatum:23-01-2007

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 06/2695/JA

betreft: [klager] datum: 23 januari 2007

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 74, tweede lid, van de Beginselenwet justitiële jeugdinrichtingen (Bjj) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], geboren op [1988], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 19 oktober 2006 van de beklagcommissie bij de justitiële jeugdinrichting (j.j.i.) Teylingereind te Sassenheim,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 10 januari 2007, gehouden in de j.j.i. Den Engh te Den Dolder, zijn klager en de directeur van de j.j.i. Teylingereind niet verschenen.

Klager heeft afstand gedaan van het recht om ter zitting te verschijnen en de directeur heeft schriftelijk gereageerd op klagers beroepschrift.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft een ordemaatregel van plaatsing in afzondering in een andere verblijfsruimte dan een afzonderingscel voor de duur van 24 uur.

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Klager heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Hij is onterecht gestraft voor een feit dat niet bewezen kan worden. Klager heeft niets gedaan en uit het urineonderzoek blijkt ook dat hij niets heeft gedaan.

De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
De unitleider had een redelijk vermoeden dat klager tijdens het luchten stond te blowen. Dit gaf aanleiding om zijn kamer te controleren. Zij heeft klager niet direct geconfronteerd met het blowen omdat zij de situatie eerst wilde voorleggen aan
klagers
groepsleiding. Bij de kamercontrole is in klagers kamer een tipje aangetroffen in een cd-mapje. Aan dit tipje zat een duidelijk waar te nemen wietgeur. Het redelijk vermoeden van de unitleider en vervolgens het aantreffen van het tipje in klagers kamer
is voldoende grond voor een kamerplaatsing.

3. De beoordeling
Uit het bij de stukken gevoegde verslag volgt dat de unitleider gemeld heeft dat klager tijdens het luchten stond te blowen en vervolgens bij haar is komen staan en haar gevraagd heeft of zij hem niet wilde verraden. Dit wordt door klager betwist.
Vervolgens is klagers kamer onderzocht en is in een cd-mapje een tipje aangetroffen dat duidelijk naar wiet rook, hetgeen door klager niet is betwist.
De beroepscommissie is van oordeel dat, gelet op het bovenstaande, de beslissing van de directeur om klager de betreffende ordemaatregel op te leggen niet als onredelijk of onbillijk of disproportioneel kan worden aangemerkt. Zij zal het beroep
ongegrond verklaren en de beslissing van de beklagcommissie bevestigen met wijziging van de gronden.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie met wijziging van de gronden.

Deze uitspraak is gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. D.A. Flinterman, voorzitter, prof. dr. J. Junger-Tas en drs. H.P.J. Vos, leden, bijgestaan door mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 23 januari 2007

secretaris voorzitter

Naar boven