Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 06/3116/GV, 22 januari 2007, beroep
Uitspraakdatum:22-01-2007

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 06/3116/GV

betreft: [klager] datum: 22 januari 2007

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 1 december 2006 genomen beslissing van de Minister van Justitie (de Minister),

alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Minister in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsvrouw, mr. M.B.W.G. Beutener, om zijn beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Minister heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van algemeen verlof afgewezen.

2. De standpunten
Door en namens klager is aangevoerd dat zijn verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting ten onrechte is afgewezen. Dit is als volgt toegelicht. Klager is afdelingsreiniger en hoort alleen positieve reacties van de penitentiair
inrichtingswerkers (p.i.w.-ers). Ook het afdelingshoofd was positief over het functioneren van klager binnen de inrichting. Dit staat haaks op het advies van de directeur. Klager kan zich niet vinden in het advies van de functionaris van het traject
Terugdringen Recidive (TR). Het positieve gedrag dat klager sinds de aanvang van zijn detentie vertoont, laat overduidelijk zien dat hij doende is een omslag in zijn leven te maken. Verlof en detentiefasering zijn in dit traject geïndiceerd en het
herhaald afwijzen van een verlofaanvraag kan zelfs contraproductief werken. Het Advies Vrijhedenbeleid IZ geeft aan dat klager erg zijn best doet zijn verslaving ten aanzien van drugs onder controle te houden. Dat het Coördinatiebureau TR de termijnen
voor het afnemen van de RISc en het opstellen van een reïntegratieplan niet heeft gehaald, mag geen belemmering zijn voor zijn verlofaanvraag.
De politie Deventer heeft negatief geadviseerd wegens klagers veelplegersstatus. Klager heeft een brief aan zijn ex-vriendin geschreven. Echter, in tegenstelling tot wat de politie aangeeft is er geen sprake van een dreigbrief. Klagers broer is bij
klagers ex-vriendin geweest om spullen van klager op te halen. Toen bleek dat zij de spullen had verkocht, heeft klager haar een brief gestuurd met de vraag hoe ze het (financieel) zouden gaan oplossen. De bewoonster van het verlofadres heeft
schriftelijk verklaard dat er geen sprake is van een drugsadres. De politie Deventer weigert te kijken naar klagers positieve houding en instelling van de laatste veertien maanden. Hij verblijft op de verslaafden begeleidingsafdeling (VBA) en stelt
zich
zo positief mogelijk op om de kans op recidive te verminderen. Klager probeert zoveel mogelijk te leren op de VBA, maar kan de dingen die hij heeft geleerd niet in de praktijk brengen. Hij wil langzaam weer gaan meedraaien in de maatschappij en verlof
is dan een goed begin.

Namens de Minister is de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Dit is klagers tweede verlofaanvraag. Hij kan zes verlofaanvragen indienen. De argumenten die leidden tot afwijzing van klagers eerste verlofaanvraag gelden nog onverkort. Wel is er inmiddels een RISc afgenomen waarop klager hoog scoort. Op het moment
van aanvraag moest er nog een duaalmoment (afstemming reclassering en trajectbegeleider) plaatsvinden waarin het reïntegratieplan wordt vastgesteld. Zijn reïntegratieplan behelst een opname op grond van artikel 43, derde lid, van de Pbw in een
verslavingskliniek. Uit nader ingewonnen informatie blijkt dat klagers strafzaak in hoger beroep is afgedaan met een onmiddellijke invrijheidstelling per 1 november 2006. Vanaf die datum moet hij een restant gevangenisstraf uitzitten tot 26 december
2006, gevolgd door alleen subsidiaire hechtenissen, Terwee- en Lex Mulderzaken. Gelet op de hoge RISc-score, waarop een behandeling in een verslavingskliniek is geïndiceerd, is op dit moment een verlof niet op zijn plaats. Daarbij komt nog dat klager
vanuit detentie in oktober 2006 dreigementen heeft geuit naar zijn ex. De politie maakt de inschatting dat klager tijdens een verlof deze dreigementen waarmaakt. Het opgegeven verlofadres staat bekend als een drugsadres. Ondanks het positieve gedrag
dat
klager in detentie laat zien, wegen de omstandigheden die van negatieve invloed kunnen zijn op het verloop van het verlof zwaarder.

Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.
De directeur van de gevangenis Zutphen heeft, ondanks klagers gedrag op de afdeling, negatief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag.
De advocaat-generaal bij het ressortparket te Arnhem heeft aangegeven op grond van het dossier geen bezwaar te hebben tegen het verlof.
De regiopolitie IJsselland heeft negatief geadviseerd. Klager heeft vanuit het huis van bewaring recent een dreigbrief aan zijn ex-vriendin geschreven. Daarnaast krijgt zij dreigementen via vrienden van klager. De kans is groot dat klager in zijn
verlof
naar zijn ex-vriendin gaat en de bedreigingen uitvoert. Klagers verlofadres staat in het politiesysteem bekend als een drugsadres.

De selectiefunctionaris heeft ten aanzien van het verlofadres navraag gedaan bij de politie. Hieruit is gebleken dat er verdenkingen waren van aanwezigheid van een hennepkwekerij op het verlofadres. Dit heeft geleid tot een inval op het bewuste adres
op
14 december 2005. Op dat moment was de huidige bewoonster daar reeds woonachtig. Bij de inval is geen hennep aangetroffen, maar wel de nodige apparatuur ten behoeve van een hennepkwekerij. Het verlofadres staat derhalve niet bekend als een drugspand
waar wordt gehandeld, maar wel als een drugsadres.

3. De beoordeling
Klager onderging een gevangenisstraf van 30 maanden met aftrek, wegens - kortweg - gekwalificeerde diefstal en vernieling. Aansluitend ondergaat hij meerdere subsidiaire hechtenissen van 26 dagen in totaal. De wettelijk vroegst mogelijke v.i.-datum
valt
op of omstreeks 26 december 2006. Aansluitend dient hij ruim 200 dagen vervangende hechtenis te ondergaan.

Het beroep richt zich tegen de afwijzing van klagers tweede verlofaanvraag. Hij kan in totaal zes verlofaanvragen indienen.

De beroepscommissie acht voldoende aannemelijk dat klager recentelijk vanuit detentie dreigementen heeft geuit naar zijn ex-vriendin. De politie schat in dat klager deze dreigementen tijdens een verlof waarmaakt. Blijkens het Advies Vrijhedenbeleid IZ
is klager tijdens de huidige detentie niet teruggekeerd van een algemeen verlof. Daarnaast staat het opgegeven verlofadres bekend als een drugsadres. Dit is bevestigd in de nader opgevraagde informatie. De beroepscommissie is van oordeel dat voornoemde
omstandigheden een forse contra-indicatie vormen voor verlofverlening en dat deze, ondanks het positieve gedrag van klager in de inrichting, een afwijzing van klagers verlofaanvraag rechtvaardigen. Derhalve kan de beslissing van de Minister, bij
afweging van alle in aanmerking komende belangen en gelet op de weigeringsgronden zoals bedoeld in artikel 4 onder b, d en j van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting (van 24 december 1998, nr. 733726/98/DJI), niet als onredelijk of
onbillijk
worden aangemerkt.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. A.G. Bosch en mr. J.M.M. van Woensel, leden, in tegenwoordigheid van mr. L. de Greef, secretaris, op 22 januari 2007

secretaris voorzitter

Naar boven