Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 06/2697/GA, 22 januari 2007, beroep
Uitspraakdatum:22-01-2007

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 06/2697/GA

betreft: [klager] datum: 22 januari 2007

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 17 oktober 2006 van de alleensprekende beklagrechter bij de Verslaafden Begeleidingsafdeling (VBA) Demersluis te Amsterdam,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 5 januari 2007, gehouden in de penitentiaire inrichting Amsterdam, zijn gehoord klager en [...], unit-directeur bij voormelde VBA.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter
Het beklag betreft een disciplinaire straf van vijf dagen opsluiting in een andere verblijfsruimte dan een strafcel, met verwijdering van de televisie, wegens fraude bij een urinecontrole.

De beklagrechter heeft het beklag ongegrond verklaard.

2. De standpunten van klager en de directeur
Klager heeft in beroep zijn tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Klager kan over zijn medische staat niet al te veel vertellen; één en ander staat in zijn medisch dossier, dat bij de medische dienst van Demersluis ligt. Klager heeft de in de tussenbeslissing van de beklagcommissie verzochte nadere inlichtingen niet
verstrekt. Hij is van mening dat de inrichting alles weet wat nodig is. Hij moet elf pillen per dag slikken voor zijn diabetes. Klager moet in verband met die diabetes veel drinken. Dat doet hij op advies van zijn huisarts. Omdat hij een hoge
suikerspiegel heeft, wordt hij erg dorstig. Klager kan niet zeggen hoeveel hij per dag drinkt en evenmin – ook niet bij benadering – hoeveel hij in de twaalf uren voor de urinecontrole heeft gedronken. Klager wist indertijd niet dat hij een
urinecontrole kreeg. Hem werd die dag omstreeks 07.00 uur gezegd dat hij een urinecontrole kreeg. Hij had tevoren al gedronken, hij was vroeg wakker omdat hij die dag naar de rechtbank voor de behandeling van zijn strafzaak. Hij heeft toen thee en
water
gedronken. Bij eerdere urinecontroles heeft klager nooit positief gescoord of een laag kreatininegehalte gehad. Klager is van mening dat hij geen fraude heeft gepleegd. Hij heeft niets gebruikt dat niet was toegestaan. Klager wil nog opmerken dat hij
ook geen reden heeft om verdovende middelen te gebruiken. Hij is immers op eigen verzoek op de VBA geplaatst.

De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Er hoeft zijns inziens geen discussie te zijn over de vraag of klager al dan niet aan diabetes lijdt. Dat staat voor hem vast. Klager heeft urine ingeleverd met een te laag kreatininegehalte. Dat duidt op fraude bij de urinecontrole. Klager heeft
eerder
urinecontroles gehad en weet daarom wel hoe een en ander werkt. Indien klager in verband met zijn ziektebeeld veel had gedronken, had hij dit voorafgaand aan de urinecontrole moeten melden aan het personeel en dat heeft hij niet gedaan.

3. De beoordeling
In beroep is niet bestreden dat klager bij gelegenheid van een urinecontrole urine heeft geproduceerd waarvan, bij analyse, het kreatininegehalte 1,3 bleek te zijn. Dit lage kreatininegehalte wijst op frauderen en kan, bijzondere omstandigheden
daargelaten, door de directeur worden aangemerkt als fraude bij de urinecontrole.
Naar aanleiding daarvan is aan klager de bestreden disciplinaire straf opgelegd.
Klager heeft aangevoerd dat het lage kreatininegehalte van zijn toen geproduceerde urine waarschijnlijk te wijten is geweest aan het drinken van water en thee, voorafgaand aan de urinecontrole. Klager heeft niet aangegeven hoeveel hij toen heeft
gedronken. Gelet op het voorgaande is de beslissing van de directeur om – naar aanleiding van het resultaat van de urinecontrole – aan klager de bestreden disciplinaire straf op te leggen – bij afweging van alle in aanmerking komende belangen – niet
onredelijk of onbillijk. De beroepscommissie neemt daarbij in aanmerking dat klager reeds meerdere malen mee heeft gewerkt aan een urinecontrole, zodat van hem mag worden verwacht bekend te zijn met de gevolgen van het drinken van veel vocht
voorafgaand
aan een urinecontrole.
Hetgeen in beroep is aangevoerd kan daarom niet leiden tot een andere beslissing dan die van de beklagrechter.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagrechter met aanvulling van de gronden.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. P.C. Vegter, voorzitter, dr. M. Kooyman en mr. C.A.M. Schaap-Meulemeester, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 22 januari 2007

secretaris voorzitter

Naar boven