Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 06/3099/GV, 15 januari 2007, beroep
Uitspraakdatum:15-01-2007

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 06/3099/GV

betreft: [klager] datum: 15 januari 2007

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 1 december 2006 genomen beslissing van de Minister van Justitie (de Minister),

alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Minister in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager om zijn beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Minister heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van algemeen verlof afgewezen.

2. De standpunten
Klager heeft aangevoerd dat zijn verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting ten onrechte is afgewezen. Hij heeft geen bedreigingen geuit. Het door de inrichting opgenomen telefoongesprek bewijst klagers stelling. De informatie van de politie
is gedateerd. De informatie over het verlofadres klopt niet. Klagers ouders hebben hierover al contact opgenomen met de inrichting.

Namens de Minister is de bestreden beslissing als volgt toegelicht. Het verzoek om algemeen verlof is afgewezen in verband met telefonische bedreigingen die door klager zijn geuit richting zijn ex-partner. Op 10 november 2006 is aangifte gedaan bij de
politie te Rotterdam. De aard van de bedreigingen is dermate ernstig dat het niet verantwoord is aan klager verlof te verlenen. De weigering is gegrond op artikel 4 onder b van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting.

Ten aanzien van klagers verlofaanvraag heeft de directeur van de gevangenis Zoetermeer negatief geadviseerd gelet op de aangifte van telefonische bedreigingen door klager.

3. De beoordeling
Klager ondergaat een gevangenisstraf van 36 maanden met aftrek, wegens overtreding van de Opiumwet en deelname aan een criminele organisatie. De wettelijk vroegst mogelijke v.i.-datum valt op of omstreeks 16 maart 2007.

Het beroep richt zich tegen de afwijzing van klagers derde verlofaanvraag. Hij kan in totaal vijf verlofaanvragen indienen.

Uit het proces-verbaal van aangifte van 10 november 2006 blijkt dat klager bedreigingen heeft geuit aan het adres van zijn ex-partner. Hoewel klager deze bedreiging ontkent, ligt er wel een gedetailleerde aangifte terzake. De beroepscommissie is van
oordeel dat in dit stadium deze aangifte een voldoende contra-indicatie vormt voor verlofverlening en dat deze een afwijzing van klagers verlofaanvraag rechtvaardigt. Derhalve is de beslissing van de Minister, bij afweging van alle in aanmerking
komende
belangen en gelet op de weigeringsgronden zoals bedoeld in artikel 4 onder b van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting (van 24 december 1998, nr. 733726/98/DJI), niet onredelijk of onbillijk.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. A.G. Bosch en mr. J.M.M. van Woensel, leden, in tegenwoordigheid van R. Kokee, secretaris, op 15 januari 2007

secretaris voorzitter

Naar boven