Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 06/2494/GA, 17 januari 2007, beroep
Uitspraakdatum:17-01-2007

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 06/2494/GA

betreft: [klager] datum: 17 januari 2007

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 15 september 2006 van de beklagcommissie bij de beperkt beveiligde inrichting (b.b.i.) Veenhuizen,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 4 december 2006, gehouden in de locatie Ooyerhoek te Zutphen, zijn gehoord klager, bijgestaan door zijn raadsvrouw mr. M. van Delft, en [...], unit-directeur bij de b.b.i. Veenhuizen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft:
a. een disciplinaire straf van veertien dagen opsluiting in een strafcel, waarvan zeven dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee maanden, ingaande op 24 juni 2006, wegens een poging tot ontvluchting,
b. een ordemaatregel van plaatsing in afzondering in een afzonderingscel voor de duur van veertien dagen ingaande op 27 juni 2006 wegens een aangifte tegen klager van ernstige misdragingen tijdens zijn weekendverlof.

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
- Klager:
Klager heeft veertien dagen in afzondering gezeten en is toen overgeplaatst. De directeur heeft de aanzet tot overplaatsing gegeven.
De vraag is of er sprake was van een vluchtpoging. Dat is niet het geval. Klager is niet heimelijk in de bus geklommen. Er was aan klager verteld dat hij niet op verlof mocht. Daarvan zou hij nog een brief krijgen. Klager geloofde niet dat hij niet op
verlof zou mogen. Er is een ingang waar de tas wordt nagekeken die de gedetineerden meenemen op verlof. Bij deze ingang zag klager zijn telefoon liggen die hij altijd meeneemt op verlof. Daardoor was hij enigszins verward. Vervolgens is hij naar buiten
gelopen om een sigaret te roken. Hij kon het terrein niet af. De brief met betrekking tot de intrekking van het weekendverlof heeft hij bij de “weekendbus” gekregen.

Op donderdag en vrijdag heeft klager buiten de inrichting gewerkt. Als hij had willen ontvluchten, had hij op die dagen voldoende gelegenheid.

- Raadsvrouw:
Eerdere uitspraken over (poging tot) ontvluchting betroffen spannender zaken dan de onderhavige. Klager heeft geen handelingen verricht om zich heimelijk aan zijn detentie te onttrekken. Het is bijzonder overdreven om hier een poging tot ontvluchting
aan te nemen.
Er kan bij klager thuis tijdens het weekendverlof best een conflict zijn geweest, maar dat was niet zo erg dat er is bedreigd. Klager had wel in de wandelgangen gehoord dat zijn verlof mogelijk hierdoor niet zou doorgaan, maar heeft het officiële
schrijven pas bij de bus ontvangen. Het is best mogelijk dat informeel tegen klager is gezegd dat hij zich niet druk moest maken, waardoor klager toch maar bij de bus is gaan staan. De opgelegde sancties zijn in strijd met de wet nu de wettelijke
grondslag ontbreekt.

Klager heeft door deze gang van zaken geen verlof gekregen, heeft veertien dagen in afzondering gezeten en heeft geen perspectieven voor elektronisch toezicht. De belangen van de directeur wegen niet op tegen de nadelen van klager. Reden waarom klager
verzoekt de beslissing ongedaan te maken en aan hem een tegemoetkoming toe te kennen.

- Directeur:
De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Het bad, waar de spullen voor het verlof lagen en waar de bus stond, en het verblijf van klager liggen een eind uit elkaar. De unit-directeur had hem al verteld dat hij niet met verlof mocht. Het komt vaker voor dat mensen niet op verlof mogen en dan
toch bij de bus gaan staan en proberen mee te gaan.

3. De beoordeling
Met betrekking tot onderdeel a
Ondanks dat aan klager was verteld dat hij niet op weekendverlof mocht, is hij naar de “weekendbus” gelopen. Hij heeft zich daar opgehouden tussen de gedetineerden die wel op verlof gingen. Hoewel klager zich terughoudender had kunnen opstellen, kan
hier niet worden gesproken van een poging tot ontvluchting. Voor een vluchtpoging zouden andere middelen moeten worden aangewend. Gelet op het vorenstaande acht de beroepscommissie de beslissing van de directeur om aan klager een disciplinaire straf op
te leggen onredelijk en onbillijk. Het beroep zal daarom ten aanzien van dit onderdeel gegrond worden verklaard. Aan klager zal voor het ondervonden ongemak een tegemoetkoming worden toegekend van € 30,=.

Met betrekking tot onderdeel b
Klager werd verdacht van bedreiging van zijn vriendin tijdens een weekendverlof. Gedurende het politieonderzoek naar aanleiding van deze aangifte is klager in afzondering geplaatst. De beroepscommissie is, gelet op het vorenstaande en de omstandigheid
dat klager was voorgedragen voor overplaatsing, van oordeel dat de beslissing van de directeur om aan klager een ordemaatregel op te leggen niet onredelijk of onbillijk moet worden geacht. Het beroep zal daarom ten aanzien van dit onderdeel ongegrond
worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ten aanzien van onderdeel a gegrond, vernietigt in zoverre de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag in zoverre alsnog gegrond.
Zij bepaalt dat aan klager een tegemoetkoming toekomt van € 30,=.

De beroepscommissie verklaart het beroep ten aanzien van onderdeel b ongegrond en bevestigt in zoverre de uitspraak van de beklagcommissie.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. M.J.C. van Kamp, voorzitter, mr. A.G. Bosch en A.J. Dost, leden, in tegenwoordigheid van mr. L. de Greef, secretaris, op 17 januari 2007

secretaris voorzitter

Naar boven